In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Leesvaardigheid
Oefentekst Schaken
Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Op de ELO bij de bronnen van trede 25 vind je Oefentekst 2 - Schaken Deze tekst hoort bij de vragen in deze les.
Slide 2 - Tekstslide
Oefentekst
Op de ELO vind je bij de bronnen van Trede 25, het document Oefentekst 2 - schaken.
In LessonUp kan je de vragen maken die horen bij de tekst en je antwoorden controleren.
Je maakt een keuze: of met mij meedoen en de tekst bespreken of zelfstandig werken of in een breakroom werken.
Slide 3 - Tekstslide
Ik ga...
A
Meedoen met de klassikale bespreking
B
Zelfstandig werken
C
In een breakroom werken
Slide 4 - Quizvraag
Welke offers waren er nodig om het Tata Steel Schaaktoernooi door te laten gaan (regel 11)?
A
Alleen Europese schakers mogen meedoen aan het toernooi.
B
Publiek en spelers moeten elke dag een coronatest ondergaan.
C
Publiek en amateurschakers zijn niet welkom.
D
Alleen spelers die een zware selectie hebben doorstaan, mogen meedoen
Slide 5 - Quizvraag
Lees regel 18-19 nogmaals. Wat wordt bedoeld met ‘Doebov kan de stukken laten dansen’?
A
Doebov kan zijn tegenstanders ontzettend irriteren.
B
Doebov kan zijn tegenstanders op een slimme manier bespelen.
C
Doebov speelt het schaakspel op een mooie manier.
D
Doebov raakt snel geïrriteerd tijdens het schaken.
Slide 6 - Quizvraag
In regel 25-26 staat dat ‘Magnus Carlsen materiaal offerde voor kansen’. Met welke term wordt deze tactiek verderop in de tekst omschreven?
Slide 7 - Open vraag
Om welke redenen is The Queen’s Gambit populair bij schakers?
Slide 8 - Open vraag
Hoe zijn alinea 5 en 6 met elkaar verbonden (onder het kopje 'The Queen's Gambit'.
A
Door middel van een overgangszin met een verwijswoord.
B
Door middel van een signaalwoord.
C
Door middel van een herhaling.
D
Door middel van een aankondigende zin.
Slide 9 - Quizvraag
Waarom is schaken volgens Martina Aranella goed voor je brein?
A
Bij schaken leer je beter visualiseren en rekensommen oplossen
B
Bij schaken leer je anticiperen en mensen inschatten.
C
Bij schaken combineer je verschillende processen en train je je brein.
D
Bij schaken moet je onverwachte dingen doen en train je je brein.
Slide 10 - Quizvraag
Hoe zijn alinea 7 en 8 met elkaar verbonden (onder het kopje 'Zwarte en witte vakjes'
A
Door middel van een overgangszin met een verwijswoord.
B
Door middel van een signaalwoord.
C
Door middel van een herhaling.
D
Door middel van een aankondigende zin.
Slide 11 - Quizvraag
Eline Roebers zegt in regel 64: ‘Als schaakstukken alleen maar op een vlak staan, zonder functie zijn ze zinloos.’ Wat bedoelt ze hiermee?
Slide 12 - Open vraag
In regel 70 zegt Eline Roebers ‘Je hoeft er niet slim voor te zijn.’ Soms nuanceert iemand een uitspraak die hij of zij eerder heeft gedaan: hij voegt meer details toe waardoor de uitspraak preciezer wordt. Op welke plek nuanceert Eline haar uitspraak over slimheid en schaken? Citeer dit stukje tekst.
Slide 13 - Open vraag
Wat is een overeenkomst tussen alle goede schakers als je let op de uitspraken van de deskundigen in deze tekst?
A
Goede schakers trainen veel op verschillende schaaksituaties.
B
Goede schakers reflecteren vaak op hun schaakprestaties.
C
Goede schakers maken een mentaal beeld van schaaksituaties.
D
Goede schakers anticiperen op hun tegenstander.
Slide 14 - Quizvraag
In regel 97 staat het signaalwoord ‘daarvoor’. Door welk signaalwoord/welke signaalwoordgroep zou je dit kunnen vervangen?
A
Bovendien
B
met dat doel
C
Echter
D
op die voorwaarde
Slide 15 - Quizvraag
Waarom denkt Carlsen dat vrouwen nog geen grote rol spelen in de schaakwereld?
A
Vrouwen vinden schaken niet interessant genoeg.
B
De schaakwereld is niet motiverend genoeg voor vrouwen.
C
Vrouwen komen niet makkelijk binnen in de schaakwereld.
D
Er is te weinig competitie voor vrouwen.
Slide 16 - Quizvraag
Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren afsluiten. Hoe wordt deze tekst afgesloten?
A
Met een conclusie
B
Met een samenvatting
C
Met een advies
D
Met een toekomstverwachting
Slide 17 - Quizvraag
Wat wil je nog bespreken voor de toets / welke vragen heb je nog?