Stijgen en dalen

Stijgen en dalen
Planning:
-terugblik
- nieuwe stof: soorten van stijgen en dalen; maximum en minimum
- zelfstandig werken
- toets bespreken
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Stijgen en dalen
Planning:
-terugblik
- nieuwe stof: soorten van stijgen en dalen; maximum en minimum
- zelfstandig werken
- toets bespreken

Slide 1 - Tekstslide


A
⟨←, 2]
B
⟨←, 2⟩
C
[2,→⟩
D
⟨2,→⟩

Slide 2 - Quizvraag

Welke intervalnotatie hoort bij
3 < x ≤ 6,5
A
⟨3; 6,5⟩
B
⟨3; 6,5]
C
[3; 6,5⟩
D
[3; 6,5]

Slide 3 - Quizvraag

Bereken de richtingscoëfficiënt van de lijn door de punten A(2, 5) en B(7, 13)
timer
1:30

Slide 4 - Open vraag

Richtingscoëfficiënt berekenen
A(2, 5) en B(7, 13)
Δy / Δx =


Slide 5 - Tekstslide

Richtingscoëfficiënt berekenen
A(2, 5) en B(7, 13)
Δy / Δx =
(yB - yA) / (xB - xA) =



Slide 6 - Tekstslide

Richtingscoëfficiënt berekenen
A(2, 5) en B(7, 13)
Δy / Δx =
(yB - yA) / (xB - xA) =
(13 - 5) / (7 - 2) =


Slide 7 - Tekstslide

Richtingscoëfficiënt berekenen
A(2, 5) en B(7, 13)
Δy / Δx =
(yB - yA) / (xB - xA) =
(13 - 5) / (7 - 2) =
8 / 5 = 1,6


Slide 8 - Tekstslide

Stijgen en dalen

Slide 9 - Tekstslide

Stijgen en dalen - oefenen

Slide 10 - Tekstslide

Stijgen en dalen
Afn. stijg. ⟨-3, -2⟩
Toen. dal. ⟨-2; -1,5⟩

Slide 11 - Tekstslide

Stijgen en dalen
Afn. stijg. ⟨-3, -2⟩
Toen. dal. ⟨-2; -1,5⟩

Slide 12 - Tekstslide

Stijgen en dalen
Afn. stijg. ⟨-3, -2⟩
Toen. dal. ⟨-2; -1,5⟩
Afn. dal. ⟨-1,5; -1⟩

Slide 13 - Tekstslide

Hoe loopt de grafiek op het interval ⟨-1, 1⟩?
A. Afn. stijg.
B. Toen. stijg.
C. Eerst afn. stijg., 
     dan toen. stijg.
D. Eerst toen. stijg., 
     dan afn. stijg.
timer
0:30

Slide 14 - Tekstslide

Hoe loopt de grafiek op interval ⟨-1, 1⟩?

A
Afn. stijg.
B
Toen. stijg.
C
Eerst afn. stijg., dan toen. stijg.
D
Eerst toen. stijg., dan afn. stijg.

Slide 15 - Quizvraag

Hoe loopt de grafiek op het interval ⟨-1, 1⟩?
A. Afn. stijg.
B. Toen. stijg.
C. Eerst afn. stijg., 
     dan toen. stijg.
D. Eerst toen. stijg., 
     dan afn. stijg.

Slide 16 - Tekstslide

Op welk interval is de grafiek toenemend dalend?
A. ⟨-1,5; -1⟩
B. ⟨1; 1,5⟩
C. ⟨1,5; 2⟩
D. ⟨3, 4⟩
timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Op welk interval is de grafiek toenemend dalend?
A
⟨-1,5; -1⟩
B
⟨1; 1,5⟩
C
⟨1,5; 2⟩
D
⟨3, 4⟩

Slide 18 - Quizvraag

Op welk interval is de grafiek toenemend dalend?
A. ⟨-1,5; -1⟩
B. ⟨1; 1,5⟩
C. ⟨1,5; 2⟩
D. ⟨3, 4⟩

Slide 19 - Tekstslide

Minima en maxima
  • Toppen zijn ...............
  • Bij A en C treden .............op
  • Het minimum bij A is ......
  • Het minimum bij C is .......
  • Het maximum bij B is......
  • De randpunten zij ........

Slide 20 - Tekstslide

Maximum en minimum
Gaat een grafiek over van stijgend naar dalend, dan heeft de grafiek een maximum.
Gaat een grafiek over van dalend naar stijgend, dan heeft de grafiek een minimum.
Ook kunnen bij randpunten op een interval maxima en minima optreden.

Absolute maximum = het hoogste maximum
Absolute minimum = het laagste minimum


Slide 21 - Tekstslide

Bij welke punten treed een minimum op?
1.  A, C, E
2. B, D, F
3. B, D
4. C, E
timer
0:20

Slide 22 - Tekstslide

Bij welke punten treed een minima op?
A
A, C, E
B
B, D, F
C
B, D
D
C, E

Slide 23 - Quizvraag

zelfstandig werken
Opgave 10, 11, 14, 15, 16, 17 blz. 14 t/m 17


Slide 24 - Tekstslide