VCA - Examenvragen Hoofdstuk 4 Arbeidsmiddelen

Basisveiligheid VCA
Examenvragen
Hoofdstuk 4 - Arbeidsmiddelen
Scan de QR code en voer je naam in
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Basisveiligheid VCA
Examenvragen
Hoofdstuk 4 - Arbeidsmiddelen
Scan de QR code en voer je naam in

Slide 1 - Tekstslide

Bij een vast opgestelde slijpmachine mag de afstand tussen leunspaan en steen maximaal 5 mm zijn.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

De bediener van een mechanisch aangedreven machine moet minimaal 16 jaar zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Een gevaar bij het gebruik van hijswerktuigen is het vallen van de last.



A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Een gevaar van een slijptol is letsel door het uit elkaar springen van de schijf.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Een handcirkelzaag moet voorzien zijn van een passend spouwmes en een kap die het draaiend gedeelte afschermt.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Een scherp mes is veiliger dan een bot mes.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Een slijptol hoeft niet voorzien te zijn van een dodemansknop.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Een steeksleutel is veiliger dan een ringsleutel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Een takel moet minimaal 1 keer per jaar gekeurd worden.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Een veilige spanning is kleiner dan 50 V gelijkspanning of kleiner dan 110 V wisselspanning.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Met een doorslijpschijf mag ook afgebraamd worden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Op de kop van een hamer mogen geen bramen zitten.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Vast opgestelde elektrische machines moeten voorzien zijn van nulspanningsbeveiliging.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Bij het werken met handslijpmachines geldt:
A
Een veiligheidsbril is niet noodzakelijk.
B
Om de slijpschijf moet een beschermkap zitten.
C
De slijpmachine mag een zijhandvat hebben.

Slide 15 - Quizvraag

Een huis moet gerenoveerd worden. Je opdracht is om een houten plafond aan te brengen. Je gebruikt hiervoor een elektrische nagelmachine. Het geluidsniveau tijdens het werk is 80 dB(A). Wat is juist?
A
Je moet gehoorbescherming dragen.
B
De nagelmachine moet iedere 2,5 jaar gekeurd worden.
C
Je moet de kop van de machine stevig op het plafond drukken.

Slide 16 - Quizvraag

Je werkt mee bij hijswerkzaamheden. Je moet zorgen voor de veiligheid op de grond. Je ziet dat er mensen tijdens het hijsen onder de last doorlopen. Je stopt de hijswerkzaamheden. Wat moet je nu doen?
A
Het incident melden en zorgen voor een goede afzetting van het hijsgebied.
B
Ervoor zorgen dat iedereen in het vervolg een helm op heeft.
C
De mensen rustig laten doorlopen en daarna verder gaan met de hijswerkzaamheden.

Slide 17 - Quizvraag

Mag dubbel gesoleerd handgereedschap worden geaard?

A
Nee, dit mag niet.
B
Ja, dit mag.
C
Dit mag alleen met toestemming van de werkgever.

Slide 18 - Quizvraag

Veel ongevallen met handgereedschap gebeuren door:


A
Onvoldoende toezicht.
B
Onjuiste gebruiksaanwijzingen.
C
Verkeerd gebruik.

Slide 19 - Quizvraag

Voor aanvang van je werkzaamheden op een steil dak controleer je het veiligheidsharnas. Je ziet dat de banden op verschillende plekken beginnen te rafelen. Wat moet je doen?
A
Niets want het rafelen van de banden levert nog geen risico op.
B
Een ander gekeurd veiligheidsharnas vragen aan je leidinggevende.
C
Je voert zelf een herkeuring uit en stelt het veiligheidsharnas buiten dienst.

Slide 20 - Quizvraag

Waar moet je staalkabels opslaan?

A
In een gesloten ruimte.
B
In een droge goed geventileerde ruimte.
C
In een koele donkere ruimte.

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer mag je met een vorkheftruck personen in een werkbak op de vorken heffen?

A
Als de vorkheftruck en de werkbak hiervoor gekeurd zijn.
B
Nooit.
C
Als de vorkheftruck gekeurd is.

Slide 22 - Quizvraag

Wanneer moeten staalkabels in ieder geval worden afgekeurd?

A
Wanneer ze niet voorzien zijn van een CE-markering.
B
Wanneer ze beschadigd of vervormd zijn.
C
Wanneer ze ouder zijn dan drie jaar.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is belangrijk als je werkt met een kolomboormachine?
A
Je moet altijd oogbescherming dragen.
B
Je moet het werkstuk goed vasthouden.
C
Je moet boorkrullen weghalen met handschoenen aan.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een risico bij het gebruik van een vorkheftruck?

A
Gehoorschade voor de omstanders.
B
Vervuiling van de last.
C
Het aanrijden van personen.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een risico bij het werken met vast opgestelde slijp-machines?
A
De slijpsteen kan uit elkaar vliegen.
B
Door het lage toerental kan de steen van de as raken.
C
De slijpsteen kan in het materiaal happen.

Slide 26 - Quizvraag

Welk document moet bij hijskranen met keuringsplicht beschikbaar zijn?
A
De sterkteberekening van de hijskraan.
B
Het kraanboek met daarin de keuringen.
C
De hijslicentie van het kraanbedrijf.

Slide 27 - Quizvraag

Welke eis wordt gesteld aan een torenkraanbestuurder?

A
Hij mag ten hoogste 52 jaar oud zijn.
B
Hij moet minimaal 21 jaar oud zijn.
C
Hij moet een registratieboekje bijhouden.

Slide 28 - Quizvraag

Welke regel geldt er bij het gebruik van een takel?

A
Een takel mag alleen in verticale positie worden belast.
B
Een takel mag nooit worden overbelast.
C
De haak moet altijd op de punt worden belast.

Slide 29 - Quizvraag

Welke regel geldt onder andere voor een hijskraan?

A
Een hijskraan mag niet hoger zijn dan 23 meter.
B
Een hijskraan moet zijn voorzien van CE-markering.
C
Een hijskraan moet voorzien zijn van KEMA-keur.

Slide 30 - Quizvraag

Welke weersomstandigheid kan grote invloed hebben op het werken met een hijskraan?
A
Hoge windsnelheid.
B
Hoge luchtvochtigheid.
C
Hoge temperatuur.

Slide 31 - Quizvraag

Einde

Slide 32 - Tekstslide