H2 Verstand van geld? 2.1 Geld maakt het makkelijker. Deel 1 (Plein M 4e editie)

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 2: Verstand van geld

2.1 Geld maakt het makkelijker
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 2: Verstand van geld

2.1 Geld maakt het makkelijker

Slide 1 - Tekstslide

2.1 Geld maakt het makkelijker deel 2
Lesdoelen:

Aan het einde van de les:


  • kun je voorbeelden geven van elektronisch betalen;
  • kun je een nieuw saldo berekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Geld in handen
Sinds de Romeinse tijd gebruiken we muntgeld.

Marco Polo zag rond 1300 al papiergeld in China. 
In Europa gebruiken we sinds 1800 papiergeld.


Munt- en papiergeld noemen we:
  • chartaal geld óf
  • contant geld


Slide 3 - Tekstslide

Niet-tastbaar geld
In Italië ontstonden de eerste banken.

Geld overschrijven naar de bankrekening van iemand 
anders, zonder dat je daarvoor je geld uit de kluis 
hoefde te halen, noemden zij: Giro

Een ander woord voor het niet-tastbare geld op je 
bankrekening is giraal geld.

Slide 4 - Tekstslide

Niet-tastbaar geld
In Italië ontstonden de eerste banken.

Geld overschrijven naar de bankrekening van iemand 
anders, zonder dat je daarvoor je geld uit de kluis 
hoefde te halen, noemden zij: Giro

Een ander woord voor het niet-tastbare geld op je 
bankrekening is giraal geld.

Slide 5 - Tekstslide

Elektronisch betalen
Verschillende manieren van elektronisch betalen:

  • via internet
  • met je bankpas
  • met je telefoon

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel staat er op je rekening?
Een ander woord voor het bedrag op je bankrekening is saldo


Wanneer verandert je saldo?
Als je giraal geld ontvangt of uitgeeft.

Een nieuw saldo bereken je zo:


Slide 7 - Tekstslide

 Formule: Nieuw saldo 
Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - uitgaven

Slide 8 - Tekstslide

Samen oefenen
Je hebt nog €15 op je bankrekening. 

Je krijgt zakgeld van je ouders ter hoogte van €30
Je koopt een nieuw shirt dat €17,50 kost
In de pauze koop je ook nog een broodje gezond voor €1,50

Hoeveel is het saldo op je bankrekening nu?
 

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk 
timer
20:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 1 t/m 11 op bladzijde 48 en 53. Je mag overleggen. Gebruik verhoudingstabel!
Schrijf de volledige antwoorden in je boek/schrift, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 20 minuten de tijd
Klaar? Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Na 20 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. 
Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 1 t/m 11 blz 48 t/m 51
  • 1a Bijvoorbeeld: Twee keer heb ik contant betaald en één keer heb ik gepind.
  • 1b Bijvoorbeeld: Ja, ik heb iets via iDEAL betaald. Of: Ik heb via een Tikkie betaald.
  • 2a.1 China
  • 2a.2 1800
  • 2b voordeel: papiergeld kun je makkelijk meenemen of maken / je hebt geen dure metalen nodig.
  • 2b nadeel:  papiergeld gaat makkelijk stuk / kan nagemaakt worden
  • 2c Bijvoorbeeld: De Venetianen konden zich niet voorstellen dat een goedkoop materiaal als papier dezelfde (of meer) waarde kon hebben als gouden of zilveren munten.
  • 3a Tastbaar geld in de vorm van munten en bankbiljetten.
  • 3b contant

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 1 t/m 11 blz 48 t/m 51




  • 5 Bijvoorbeeld: Als er minder geldautomaten zijn, kun je ook minder bankbiljetten opnemen. Die heb je wel nodig als je met chartaal geld wilt betalen.
  • 6a.1 Ze konden er hun munten wisselen.
  • 6a.2 Ze konden hun geld inruilen voor wisselbrieven.
  • 6b.1 juist
  • 6b.2 onjuist

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 1 t/m 11 blz 48 t/m 51
  • 6b.3 onjuist
  • 6b.4 juist
  • 7a Met je pinpas of met je telefoon
  • 7b Dit geld kun je niet vasthouden zoals het geld in je spaarpot.
  • 7c In de tijd van steden en staten konden mensen bij de bank geld overschrijven naar de bankrekening van iemand anders, zonder dat je geld uit de kluis nodig had.
  • 8.1 chartaal
  • 8.2 chartaal
  • 8.3 giraal
  • 8.4 giraal
  • 9 giraal, pinpas, geldautomaat, pincode, betaalautomaat

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 1 t/m 11 blz 48 t/m 51
  • 10.1 stijgt, daalt
  • 10.2 daalt, stijgt
  • 11a Betalen gaat sneller doordat je geen pincode hoeft in te toetsen.
  • 11b Iemand die jouw pasje vindt of steelt, kan tot € 50 betalen van jouw bankrekening

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 12 t/m 15 blz 52 en 53
  • 12a 

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 12 t/m 15 blz 52 en 53
  • 12b eigen antwoord: Bijvoorbeeld: betalen via iDEAL of contactloos betalen met mijn telefoon.
  • 12c eigen antwoord"Bijvoorbeeld: Omdat ik vaak iets via internet koop. Of: Ik vind contactloos betalen handig.
  • 13a Het bedrag dat op je bankrekening staat
  • 13b Als je giraal geld ontvangt of uitgeeft.
  • 14a € 32 + € 25 – € 43 = € 14
  • 14b € 77 + 15 – € 30 = € 62
  • 15 regel 1: €113,15
  • 15 regel 2: €5,95
  • 15 regel 3: €30,           15 regel 4 €2.500

Slide 16 - Tekstslide