haben - sein - werden

Haben, sein & werden
Grammatik
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Haben, sein & werden
Grammatik

Slide 1 - Tekstslide

Maak de juiste combinaties
Sleep het persoonlijk voornaamwoord naar de juiste afbeelding.

Slide 2 - Tekstslide

2 antwoorden
ich
du
er
sie (ev)
es
wir
ihr
sie (mv)
Sie (beleefd)

Slide 3 - Sleepvraag

Maak de juiste combinaties
sleep de werkwoorden naar het juiste persoonlijk voornaamwoord op de volgende dia's

Slide 4 - Tekstslide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 5 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 6 - Sleepvraag

Haben oder sein
Vergeet niet te vervoegen!

Slide 7 - Tekstslide

............... du Zeit für mich? (haben)

Slide 8 - Open vraag

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ . (haben)

Slide 9 - Open vraag

.................. du müde? (sein)

Slide 10 - Open vraag

Johann, wo...............du? (sein)

Slide 11 - Open vraag

Es regnet. Die Straße ........ nass. (sein)

Slide 12 - Open vraag

Jetzt kommt:
werden

Slide 13 - Tekstslide

Welke 2 betekenissen heeft
werden?

Slide 14 - Open vraag

Wirst du  mij helpen??

In het wekend  werden wir  naar het strand gaan.

Wanneer werdet ihr  ons bezoeken?

Hoe laat werden Sie   hier zijn?

Er wird    morgen 15 jaar oud.

Ich werde     je ophalen. 

Het weer   wird    morgen beter.

De leerlingen   werden   met de bus gaan.
Zul je
zullen we
zullen jullie
zult u
Hij wordt
Ik zal
Het wordt
Zij zullen

Slide 15 - Sleepvraag

Het werkwoord werden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden

Slide 16 - Sleepvraag

Jetzt alles zusammen
haben sein und werden

Slide 17 - Tekstslide

Ich ............ dir die Matheaufgabe erklären. (zullen)
A
wirst
B
werden
C
werde
D
wird

Slide 18 - Quizvraag

Ihr ....... das jetzt sagen! (haben)
A
hast
B
haben
C
habt
D
hat

Slide 19 - Quizvraag

Ariane ............... noch in der Schule. (sein)
A
ist
B
sind
C
seid
D
bin

Slide 20 - Quizvraag


.............. du morgen 10 oder 14 ? (worden)
A
wird
B
wirst
C
werden
D
werde

Slide 21 - Quizvraag

Ich warte auf Anna. Sie .......... mein Biologiebuch. (haben)
A
habt
B
haben
C
hast
D
hat

Slide 22 - Quizvraag

.............. deine Eltern hier? (sein)
A
seid
B
sind
C
ist
D
bin

Slide 23 - Quizvraag

Wo .............. du deine Tasche versteckt? (haben)
A
habt
B
haben
C
hat
D
hast

Slide 24 - Quizvraag

Frau Meier, wie alt .............Sie nächste Woche? (worden)
A
wird
B
werden
C
wirst
D
wirst

Slide 25 - Quizvraag

Wir .......... den Lehrer um Hilfe bitten. (zullen)
A
wird
B
wirst
C
werden
D
werde

Slide 26 - Quizvraag

Da, ................ wir wieder mal Glück gehabt. (haben)

Slide 27 - Open vraag

Ich kenne jetzt die Formen von
haben sein und werden!
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll