Witte bloedcellen, beschermen tegen schadelijke stoffen en ziekteverwekkers
Bloedplaatjes, stollen van het bloed -> korstjes bij een wond Samen 45 %
Glucose, eiwit, hormonen en vitaminen
Slide 6 - Tekstslide
Waarom is bloed van grote waarde?
Slide 7 - Woordweb
Voor sporters is het bloed van grote waarde
Bloed transporteert belangrijke stoffen
Zonder bloed kan de sporter geen O2 naar de spieren vervoeren
Afvoeren van de afvalstoffen
Constante temperatuur
Beschermt tegen schadelijke invloeden
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het "school" voorbeeld van een gezonde bloeddruk?
A
100 om 80
B
120 om 80
C
120 om 100
D
100 om 100
Slide 9 - Quizvraag
Wat veroorzaakt de rode kleur van het bloed?
A
Hemoglobine
B
Hormonen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma
Slide 10 - Quizvraag
Hoeveel liter bloed heeft een volwassene?
A
1 tot 2 liter bloed
B
2 tot 3 liter bloed
C
3 tot 4 liter bloed
D
5 tot 6 liter bloed
Slide 11 - Quizvraag
Uit hoeveel ruimten bestaat het hart
A
2
B
4
C
6
D
8
Slide 12 - Quizvraag
Het hartminuutvolume (HMV) wordt berekend door...
A
Hartfrequentie x slagvolume
B
Bloeddruk x Slagvolume
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de functie van de kransslagader?
timer
0:20
A
Zuurstofrijk bloed vervoeren naar alle weefsels.
B
Zuurstofarm bloed vervoeren naar het hart.
C
Vanuit de kransslagader vertakken de andere slagaders.
D
Het hart voorzien van zuurstof en voeding.
Slide 14 - Quizvraag
Noem een belangrijk kenmerk van aders:
A
• Aders hebben geen kleppen.
B
• Aders wisselen vocht uit met het omliggende weefsel.
C
• Aders transporteren het bloed van het hart af.
D
• Aders transporteren het bloed naar het hart toe.
Slide 15 - Quizvraag
In de afbeelding is een lengte doorsnede van een schematisch hart weergegeven. Sleep de onderdelen naar het hart.
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart uit
Bloed stroomt het hart uit
Slide 16 - Sleepvraag
Hoe veel keer ademen volwassenen gemiddeld in en uit per minuut?
A
8
B
10
C
12
D
14
Slide 17 - Quizvraag
Hoe veel keer adem je gemiddeld in en uit bij het sporten?
A
15-25
B
25-35
C
30-40
D
40-50
Slide 18 - Quizvraag
Wat nemen we op bij de inademing?
Slide 19 - Open vraag
In welke richting bewegen de ribben en het borstbeen bij een normale ademhaling?
A
omhoog en naar voren
B
omlaag en terug
Slide 20 - Quizvraag
In welke richting beweegt het middenrif bij een normale inademing?
A
omhoog
B
omlaag
Slide 21 - Quizvraag
Welke omschrijving hoort bij een buikademhaling?
A
De spieren van de ribben trekken samen waardoor de borstkas optrekt en vergroot. De longen kunnen uitzetten en je ademt in.
B
Je middenrif trekt samen waardoor je borstkas naar beneden vergroot wordt. De longen kunnen uitzetten en je ademt in.
Slide 22 - Quizvraag
Zet in de juiste volgorde:
A
luchtpijp - mond - longblaasjes - bronchiën
B
luchtpijp - mond - bronchiën - longblaasjes
C
mond - luchtpijp -bronchiën - longblaasjes
D
mond - luchtpijp - longblaasjes - bronchiën
Slide 23 - Quizvraag
Een voordeel aan ademhaling door de neus is:
Slide 24 - Woordweb
Ademen via NEUS of via de MOND?
IN DE NEUS:
Lucht wordt vochtig gemaakt
Lucht wordt verwarmd
Lucht wordt gezuiverd
Lucht wordt gekeurd
Slide 25 - Tekstslide
Waarvoor zorgt de spijsvertering?
timer
1:00
Slide 26 - Open vraag
Waar wordt gal gemaakt?
timer
0:30
A
Lever
B
Maag
C
Alvleesklier
D
Dunne darm
Slide 27 - Quizvraag
Hoe lang duurt de spijsvertering ongeveer van mond tot kont?
timer
0:30
A
6-8 uur
B
12- 18uur
C
24- 48 uur
D
56-70 uur
Slide 28 - Quizvraag
Welke functie heeft de maag?
A
Verder kneden en fijnmaken van voedsel
B
Afbreken van eiwitten en vetten
C
Het doden van bacteriën
D
A, B en C
Slide 29 - Quizvraag
De dunne darm is verantwoordelijk voor..
A
opname van voedingsstoffen
B
opname van water
C
opname van voedingsmiddelen
D
verteren van voedingsstoffen
Slide 30 - Quizvraag
De alvleesklier maakt..
A
verteringssappen
B
voedingsstoffen
C
enzymen
D
bloedcellen
Slide 31 - Quizvraag
Darmperistaltiek vindt plaats in..
A
de slokdarm
B
dunne darm
C
twaalfvingerige darm
D
alle opgenoemde organen
Slide 32 - Quizvraag
Het orgaan dat na de maag komt heet
A
slokdarm
B
twaalfvingerige darm
C
alvleesklier
D
lever
Slide 33 - Quizvraag
Het centraal zenuwstelsel bestaat uit..
Slide 34 - Open vraag
De stimulerende zenuwvezels zorgen ervoor dat organen harder gaan werken als iemand gaat sporten. Welk orgaan wordt juist afgeremd als iemand gaat sporten?
A
longen
B
maag-darmstelsel
C
hart
D
zweetklieren
Slide 35 - Quizvraag
Wat is de functie van gevoelscellen?
Slide 36 - Open vraag
Het ruggemerg wordt beschermd door?
Slide 37 - Open vraag
Hoe noemen we de verbinding tussen de grote hersenen?
A
hersenvlies
B
hersenbrug
C
hersenbalk
Slide 38 - Quizvraag
Wat sturen de motorische zenuwbanen aan?
Slide 39 - Open vraag
Zenuwstelsel indeling
Slide 40 - Tekstslide
Wat doet het willekeurig zenuwstelsel?
A
Bewust controle uitoefenen over lichaamsfuncties
B
Niet bewust controle uitoefenen over lichaamsfuncties
Slide 41 - Quizvraag
grote hersenen
kleine hersenen
hersenstam
hersenschors
bewustwording
hersencentrum
geheugen
coördinatie
onbewust
reflexen
Slide 42 - Sleepvraag
Je darmwerking wordt geregeld door...
A
Het onwillekeurige zenuwstelsel
B
Je willekeurige zenuwstelsel
C
Je animale zenuwstelsel
D
Geen van allen
Slide 43 - Quizvraag
Orgaan dat prikkels op kan vangen.
Orgaanstelsel dat bestaat uit hersenen, ruggenmerg en zenuwen.
Gedeelte van het zenuwstelsel dat uit hersenen en ruggenmerg bestaat.
Cel in het zenuwstelsel die impulsen kan geleiden.
Cel in een zintuig waar een prikkel wordt omgezet in een impuls.
Zintuig
Zenuwstelsel
Centraal zenuwstelsel
Zenuwcel
Zintuigcel
Slide 44 - Sleepvraag
Zelfstudie
Maken van de vragen in teams van trainingskunde
Maken van samenvatting
PowerPoint Boom digitaal
https://digitaal.boomonderwijs.nl/bbo/books
Leereenheid 4.1 en Leereenheid 5 (coördinatie-lenigheid en kracht)