NK, Kapitel 9, Periode 2, les 5 pers.vnw in 3e naamval

Lernziel(e)
1. Je weet hoe je een eenvoudig bericht kunt schrijven.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Lernziel(e)
1. Je weet hoe je een eenvoudig bericht kunt schrijven.

Slide 1 - Tekstslide


Studiewijzer periode 2

Slide 2 - Tekstslide

Programma:
1. Formatieve woordjestoets
2. Vragen vlog?
3. zelfstandig opdrachten maken



Slide 3 - Tekstslide

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling grammatica

Slide 5 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord:
vervangt een persoon, personen, dieren of voorwerpen

de man = hij
Marieke = zij
mijn ouders = zij  mv



Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
1. Wat is eigenlijk een persoonlijk  vnw?

2. Kunnen jullie er in het Duits noemen?

Slide 7 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord
1e naamval (onderwerp)
Nederlands                                               Duits
ik                                                                   ich
jij                                                                   du
hij/zij/het                                                  er/sie/es
wij                                                                wir
jullie                                                            ihr
zij/U                                                            sie/Sie
wie                                                              wer



Slide 8 - Tekstslide

Welke voorzetsels met de 3e naamval kennen jullie?

Slide 9 - Tekstslide

voorzetsels die de 3e naamval  krijgen:
aus                         uit
bei                          bij
mit                         met
nach                     naar (bij steden, landen)
seit                        sinds
von                        van / door (bij personen)
zu                          naar (bij personen)



Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord
3e naamval  (meewerkend voorwerp)
1e naamval         3e naamval 
ich                          mir
du                           dir
er                            ihm
sie                           ihr
es                             ihm
wir                           uns
 ihr                           euch
sie/Sie                     ihnen/Ihnen
wer                          wem
"met jij is het altijd leuk"
-> met jou = meewerkend voorwerp, 
in het Duits: Mit du -> mit dir

Slide 12 - Tekstslide

Wat is 'hij' in de derde naamval?
A
mir
B
uns
C
ihm
D
ihr

Slide 13 - Quizvraag

Wat is 'wij' in de derde naamval?
A
ihnen
B
euch
C
uns
D
Ihnen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is 'jij' in de derde naamval?
A
wem
B
ihr
C
mir
D
dir

Slide 15 - Quizvraag

Wat is 'ik' in de derde naamval?
A
mir
B
euch
C
ihr
D
ihnen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is 'jullie' in de derde naamval?
A
Ihnen
B
euch
C
wem
D
ihm

Slide 17 - Quizvraag

Wat is 'u' in de derde naamval?
A
ihnen
B
euch
C
uns
D
Ihnen

Slide 18 - Quizvraag

Vertaal de voorzetsels 
met
uit
van, door
bij
sinds
na, naar
naar (bij personen)
mit
nach
bei
seit
zu
aus
von

Slide 19 - Sleepvraag

We hebben twee vertalingen voor 'naar': zu of nach. Welke gebruiken we als we willen zeggen dat we naar iemand toe willen gaan?
Voorbeeld: Ich gehe zu dir of Ich gehe nach dir?
A
zu dir
B
nach dir

Slide 20 - Quizvraag

Na "aus" verandert "ich" in...

Slide 21 - Open vraag

Jona ist nach ...(ons) an der Reihe.

Slide 22 - Open vraag

Wir haben das von ...(u) bekommen.
A
Ihnen
B
ihnen
C
sie
D
euch

Slide 23 - Quizvraag

Welke hoort er niet bij?
A
Durch
B
Bei
C
Nach
D
Zu

Slide 24 - Quizvraag

Ich mache den Kuchen bei ... (haar)
A
sie
B
ihm
C
ihr
D
ihnen

Slide 25 - Quizvraag

Na "mit" verandert "er" in ...

Slide 26 - Open vraag

Hoe ver ben ik?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het niet.

Slide 27 - Quizvraag

Zelfstandig aan het werk: K8
1. Maak van Kapitel 9, G Schreiben
    Aufgabe 39, 40, 41, 42
2. Klaar? Leer de woorden en de grammatica van K9 via
    Study-go of slim stampen. 





Slide 28 - Tekstslide

Deel 2
We lezen + zeggen samen de Sprachmittel 

Slide 29 - Tekstslide

Hausaufgaben
1. Maak van Kapitel 9, G Schreiben
    Aufgabe 39, 40, 41, 42
2. Klaar? Leer de woorden en de grammatica van K9 via
    Study-go of slim stampen. 






Slide 30 - Tekstslide

Kijk nu terug naar de lesdoelen:

Je weet wat een persoonlijk voornaamwoord is en wat het betekent als deze in de 3e naamval staat.

Slide 31 - Tekstslide

Ben je goed voorbereid voor de toets van Kapitel 6?
010

Slide 32 - Poll