- 4.3.8 Je kent de
drie groepen vezels waar kleding van wordt gemaakt.
- 4.3.9 Je kunt een samenstellingsetiket lezen.
- 4.3.10 Je weet wat de behandelingssymbolen op een onderhoudsetiket betekenen.
- 4.3.11 Je weet hoe je moet wassen en drogen
- 4.4.12 Je kent een aantal oorzaken van ongelukken in en om het huis.
- 4.4.13 Je kunt uitleggen hoe je veilig omgaat met gas, elektriciteit en schoonmaakmiddelen.
- 4.4.14 Je kent een aantal EHBO-basishandelingen.
- 4.4.15 Je kunt een etiket lezen van een huishoudelijk (schoonmaak) middel en kent de betekenis van de gevarensymbolen.