In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
WELKOM
3 Kader
Welkom bij Nederlands!
Slide 1 - Tekstslide
timer
10:00
Slide 2 - Tekstslide
Programma
Inloggen in Nu Nederlands:
klascode: N3: 02844 N4: 91186
Lesson Up klascode: hdwtq
Instructie Lezen, luisteren, kijken H1 par. 1.1
Aan de slag!
Slide 3 - Tekstslide
H1 par. 1.1
Je leert in deze les de basiskenmerken van een tekst ontdekken, zodat je weet wat je van een tekst kunt verwachten en je kunt bepalen hoe je de tekst gaat aanpakken.
Begrippen: tekst verkennen, onderwerp, publiek
Slide 4 - Tekstslide
Als je een tekst gaat lezen.... wat doe je dan?
Slide 5 - Tekstslide
Een tekst lezen: hoe doe je dat?
Lees de:
titel
tussenkopjes
eerste alinea een tekstverkennen
bekijk de:
afbeeldingen
dik- of andersgedrukte woorden
Slide 6 - Tekstslide
Wat kom je dan te weten?
waar de tekst over gaat (het onderwerp)
voor wie de tekst bedoeld is (het publiek)
met welke tekstsoort je te maken hebt (bijv. nieuwsbericht, gebruiksaanwijzing, advertentie)
Slide 7 - Tekstslide
Aan de slag!
Wat? par. 1.1
Hoe? online
Hulp: vragen? Vraag eerst je buur, daarna pas de docent.
Tijd: deze les.
Uitkomst: je kunt de basiskenmerken van een tekst ontdekken en je leert over tekstdoelen en hoofdgedachte.
Klaar?
Pak een tijdschrift en ga lezen!
Slide 8 - Tekstslide
Huiswerk
Leren: de theorie van H1 Lezen, luisteren, kijken par. 1.1
Maken: N4: par. 1.1 opdracht 1-4 en 6
N3: par. 1.1 opdracht 1-5
Slide 9 - Tekstslide
Par. 1.2
Je leert welk doel een schrijver met zijn tekst heeft en wat hij het belangrijkst in een tekst vindt.
Begrippen: tekstdoel, onderwerp, hoofdgedachte
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Tekstdoelen
informeren
instrueren
overtuigen
overhalen/activeren
mening vormen/opiniërend
amuseren
Slide 12 - Tekstslide
Hoofdgedachte
Hoofdgedachte: Het belangrijkste wat in één zin over het onderwerp wordt gezegd.
Onderwerp: Eén woord of woordgroep dat vertelt waar de tekst over gaat.
Slide 13 - Tekstslide
Huiswerk
Leren: de theorie van H1 Lezen, luisteren, kijken par. 1.1 en par. 1.2.