woordsoorten hs 1 pers en bez vnw, hun en hen

Grammatica woordoorten
persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)
bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.) 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica woordoorten
persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)
bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.) 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden benoemen in een zin.
  • Je kunt persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zelf goed gebruiken in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

Maar eerst nog even dit:
  • Hoe vind je ook al weer een voorzetselvoorwerp in een zin?
  • Vast voorzetsel (het voorzetsel heeft een vaste verbinding met het werkwoordelijk gezegde)
  • Figuurlijk

Slide 3 - Tekstslide

Even oefenen:
De hond luistert niet graag naar zijn baasje.

De jongen stond voor een gesloten deur.

Zij hangt aan zijn lippen.

De jas hangt aan de kapstok.

Slide 4 - Tekstslide

Goed leren!

Slide 5 - Tekstslide

LET OP:
Je, haar, ons, jullie
en hun kan zowel persoonlijk als
bezittelijk voornaamwoord zijn.


Je kunt de woordsoort bepalen door het woord te vervangen door hij, hem of zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

hen of hun?
'Hun' gebruik je alleen als meewerkend voorwerp en nooit als onderwerp. 

'Hen' gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel. 

'Hun' kan ook bezittelijk voornaamwoord zijn, 'hen' niet.

Hun auto (de auto is van hun) = bezittelijk vnw
Hen auto  -  Kan niet! 
Ik geef hun een appel.
Aan wie geef ik een appel? hun = mv

Ik geef de appel aan hen (na een vz).
Ik geloof hen (lv)

Slide 8 - Tekstslide

Maar: Zij geeft hun hun hen.

Slide 9 - Tekstslide

Hun komt nooit voor als onderwerp!

Slide 10 - Tekstslide