Werknemersschap

Beroepsethiek

De begrippen moraal, ethiek, dilemma’s, normen en waarden
hebben veel met elkaar te maken.
Deze begrippen komen voor in vragen over wat goed en slecht is.
Het bieden van goede zorg is een opeenvolging van beslissingen die jij neemt.
Het is niet altijd duidelijk wat goede zorg is.
Wat jij als goede zorg ziet, kan iemand anders slecht vinden.
Dat komt door een verschil in normen en waarden.





1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Beroepsethiek

De begrippen moraal, ethiek, dilemma’s, normen en waarden
hebben veel met elkaar te maken.
Deze begrippen komen voor in vragen over wat goed en slecht is.
Het bieden van goede zorg is een opeenvolging van beslissingen die jij neemt.
Het is niet altijd duidelijk wat goede zorg is.
Wat jij als goede zorg ziet, kan iemand anders slecht vinden.
Dat komt door een verschil in normen en waarden.





Slide 1 - Tekstslide

Moraal
Moraal: de regels die zijn bedacht door mensen, zodat we weten hoe we met elkaar om moeten gaan.
Het gaat over de vraag hoe je je moet gedragen.
Verschillende mensen hebben een verschillende moraal.
Veel mensen vinden bijvoorbeeld beleefdheidsregels belangrijk.
Zij vinden dat je daarmee respect voor een ander toont.
Daarmee geven ze aan welk gedrag ze van andere mensen verwachten.
Veel (oudere) zorgvragers vinden het bijvoorbeeld beleefd als je hen met ‘u’ aanspreekt.

Slide 2 - Tekstslide

Groepsmoraal
De gewoonten en gedragsregels die door een groep mensen als goed worden gezien, noemen we de moraal van een groep.
Het zijn de ideeën over wat goed en slecht is.
Voorbeelden van verschillende groepen mensen zijn:
christenen, verzorgenden, hippies of moslims.

Slide 3 - Tekstslide

Christenen vinden bijvoorbeeld dat je je ouders met respect moet behandelen.
Verzorgenden vinden bijvoorbeeld dat je voor zieke mensen moet zorgen.
Hippies vinden vrede en vrijheid belangrijk.
Moslims vinden het eten van varkensvlees slecht.

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijke moraal
Wat jij zelf van bepaalde regels vindt, noemen we jouw persoonlijke moraal.
Denk bijvoorbeeld aan beleefdheidsregels.
Vind jij die belangrijk?
Waarom wel of waarom niet?
Alle normen en waarden die voor jou belangrijk zijn, vormen samen jouw moraal.
Jouw moraal bepaalt of je iets goed of slecht vindt.
Dit zijn de dingen die je goed vindt passen bij jouw normen en waarden.
De dingen die je slecht vindt, passen niet bij jouw normen en waarden.

Slide 5 - Tekstslide

Ethiek betekent dat je nadenkt over een moraal. Je denkt dan na over de normen en waarden van mensen en groepen. Die normen en waarden gaan over menselijk gedrag.

Slide 6 - Tekstslide

De moraal van veel mensen is bijvoorbeeld:
iemand doden is slecht.
Daarom staat in de wet dat het verboden is om iemand te doden.
Bij euthanasie vraagt een lijdende zorgvrager aan de arts om hem te helpen sterven. Dat is een ingewikkelde situatie. Aan de ene kant mag een mens niet iemand doden. Maar aan de andere kant wil de arts de zorgvrager helpen om hem uit zijn lijden te verlossen.
Bij ethiek denk je na over de moraal: de algemene normen en waarden. In dit voorbeeld denk je dus na over de vraag of het goed of slecht is als een arts een zorgvrager op zijn verzoek doodt.

Slide 7 - Tekstslide

Kritisch nadenken
In ethische situaties is er nooit een kant-en-klaar antwoord.
Er zijn altijd verschillende meningen van verschillende mensen.
Dat komt omdat iedereen een persoonlijke moraal heeft. En soms ook een groepsmoraal.
Soms moet je goed nadenken over een onderwerp dat nieuw voor je is. Bijvoorbeeld als je nog nooit over het onderwerp euthanasie hebt nagedacht.
Je weet dan nog niet of je het goed of slecht vindt. En waarom je dat vindt.
Voordat je daar een mening over kunt hebben, moet je er eerst kritisch over nadenken.
Dat is ethiek.
Als je samen met je collega’s een ethisch dilemma in de zorg bespreekt, heet dat ook ethiek.

Slide 8 - Tekstslide

Levensvragen
Iedereen heeft een idee over wat goed en slecht is.
Ethiek gaat over belangrijke vragen in het leven.
Voorbeelden van vragen uit de ethiek zijn:
Wat is goed en slecht?
Wat is wel of niet verantwoord?
Wat is goed gedrag?
Hoe wil ik mijn leven leiden?

Slide 9 - Tekstslide

Kritische vragen stellen

Bij ethiek in de zorg stel je kritische vragen, zoals:
Doe ik nu wel het goede?
Is dit goede zorg?
Wat goede zorg is, is niet altijd duidelijk.
Het geven van goede zorg zorgt voor morele problemen.
Want wie bepaalt wat goede zorg is?




Slide 10 - Tekstslide

Waarden
In de zorg draait het om de waarden:
weldoen
niet-schaden
respect voor zelfstandigheid en rechtvaardigheid
Hoe jij omgaat met die waarden kan anders zijn dan hoe jouw collega omgaat met diezelfde waarden.
Misschien betekent de waarde ‘weldoen’ voor jou dat je een zorgvrager bij alles wil helpen.
Voor jouw collega betekent de waarde ‘weldoen’ misschien dat zij de zorgvrager juist niet bij alles helpt. Zij ondersteunt hem alleen maar, zodat hij weer zelfredzaam wordt.

Slide 11 - Tekstslide

Ethische vragen en dilemma’s

Mensen hebben zich altijd al afgevraagd wat nu precies goed en slecht is.
Vragen over goed en kwaad noemen we ethische vragen.
https://youtu.be/7z0vG_KQe30




Slide 12 - Tekstslide

Zorgvragers in verlies- of rouwsituaties vragen zich af of ze het goed hebben gedaan in hun leven.
Wanneer hebben ze goed gehandeld en wanneer niet?
Wat kunnen ze daar nu nog aan veranderen en wat niet meer?

Slide 13 - Tekstslide

Zorgvragers in verlies- of rouwsituaties vragen zich af of ze het goed hebben gedaan in hun leven.
Wanneer hebben ze goed gehandeld en wanneer niet?
Wat kunnen ze daar nu nog aan veranderen en wat niet meer?

Slide 14 - Tekstslide

Ook als verzorgende stel je jezelf vaak dit soort ethische vragen: vragen over wat goed en slecht is.
Verleen ik nu wel goede zorg?
Heb ik juist gehandeld?
Geef ik deze zorgvrager wel genoeg uitleg voordat ik een handeling uitvoer?

Slide 15 - Tekstslide

Ethisch dilemma
Wanneer een ethische vraag tot een probleem leidt, noemen we dat een ethisch dilemma.
Bij een dilemma sta je voor een tweestrijd: een moeilijke keuze tussen twee of meer oplossingen.
Welke oplossing je ook kiest, er is altijd een nadeel of onwenselijke uitkomst.
Een ethisch dilemma is een probleem over goed en kwaad.
Bij dit probleem zijn twee of meer oplossingen mogelijk.
Het kiezen van een oplossing is moeilijk, omdat elke oplossing voor- en nadelen heeft. Toch moet je een keuze maken.

Slide 16 - Tekstslide

Kleine ethische dilemma’s
In de zorg heb je regelmatig te maken met kleine ethische dilemma’s.
Zo kan het voorkomen dat je moet kiezen tussen twee zorgvragers op een bepaald moment.
Ga je eerst een zorgvrager troosten die net vervelend nieuws heeft gekregen? Of verschoon je eerst een zorgvrager die jou om hulp vraagt, omdat hij al een hele poos door incontinentie in een nat bed ligt?
En net op dat moment hebben je collega’s geen tijd om je te helpen. In zo’n situatie sta je voor een dilemma.
Welke keuze je ook maakt, er is altijd een nadeel.
 In dit voorbeeld krijgt een van de zorgvragers niet meteen de zorg die hij nodig heeft. Dat is een ongewenste uitkomst.
Voor jou kunnen er ook nadelen zijn bij zo’n dilemma. Zo kun je last krijgen van onprettige gevoelens, zoals een schuldgevoel.

Slide 17 - Tekstslide

Grote ethische dilemma’s
Er zijn ook situaties met grote ethische dilemma’s met veel ergere gevolgen.
Mevrouw Van Houten ligt in het verzorgingshuis. Ze is 87 jaar oud en heeft dementie. Sinds enkele dagen weigert ze haar eten. Ze spuugt ook steeds haar medicijnen uit. Je hebt al van alles geprobeerd en op verschillende manieren contact met haar gezocht. Toch blijft ze alles uitspugen. De dochter van mevrouw Van Houten komt elke dag langs. Ze vertelt aan jou als verzorgende hoe ongerust ze is. Ze vindt het moeilijk om te zien dat haar moeder niet wil eten. Maar ze wil liever ook niet dat je haar dwingt met eten. Je ziet dat mevrouw Van Houten steeds magerder wordt. Je maakt je ernstig zorgen. Wat moet je nu doen? Moet je haar eten en medicijnen opdringen? Moet je haar uiteindelijk zelfs sondevoeding gaan geven? Of moet je haar met rust laten als ze niet wil eten? En vervolgens toekijken hoe ze steeds verder achteruitgaat?

Slide 18 - Tekstslide

Bij dit voorbeeld is er sprake van een groot ethisch dilemma.
Welke keuze je ook maakt, het heeft nadelige gevolgen voor de zorgvrager.
Zelf kun je hierbij last krijgen van schuldgevoelens.
Je kunt schuldgevoelens krijgen, omdat je het gevoel hebt dat je je werk niet goed kunt doen.
Wat is goed handelen in deze situatie?

Slide 19 - Tekstslide

Normen en waarden
Je normen en waarden bepalen wat jouw moraal is:
wat jij goed of slecht vindt.
Jouw normen en waarden heb je niet helemaal zelf bedacht.
Ze zijn voor een groot deel gevormd door de normen en waarden van je ouders, je vrienden en de samenleving.
Normen en waarden worden vaak in één zin gebruikt. Toch betekenen ze verschillende dingen.
Een norm is een duidelijke gedragsregel. Een norm wordt bedacht aan de hand van een of meer waarden.
Een waarde is een ideaal waar een persoon of groep zijn best voor doet.

Slide 20 - Tekstslide

Waarde
Een waarde bestaat vaak uit één woord en is niet grijpbaar of zichtbaar.
Voorbeelden van waarden zijn:
liefde
gelijkheid
zorgzaamheid
integriteit (eerlijk en betrouwbaar zijn)
respect
eerlijkheid
veiligheid

Slide 21 - Tekstslide

Iedereen heeft persoonlijke waarden.
Bij waarden gaat het om wat jij belangrijk vindt in het leven, je werk en de omgang met andere mensen.
Vind je de waarde rechtvaardigheid belangrijk?
Dan zul je waarschijnlijk opkomen voor iemand die onrecht wordt aangedaan.
Vind je respect belangrijk?
Dan verwacht je dat waarschijnlijk ook van anderen.

Slide 22 - Tekstslide

Normen
Normen zijn gedragsregels.
Normen kunnen verschillende vormen hebben, zoals wetten, regels, geboden en ongeschreven regels.
Het zijn duidelijke richtlijnen die handig zijn in de sociale omgang tussen mensen (zie de tabel ‘Voorbeelden van waarden en normen’).

Slide 23 - Tekstslide

Ongeschreven normen
Er zijn ook normen die bijna over de hele wereld worden geaccepteerd. Denk bijvoorbeeld aan de norm ‘Je mag een ander niet doden’ of ‘Je biedt je gasten iets te drinken aan’.
Er bestaan duizenden ongeschreven normen en regels die ons sociale gedrag bepalen. Je staat er niet altijd bij stil, omdat ze voor jou normaal (de norm) zijn geworden.
Die ongeschreven regels kunnen gaan over welke kleding je hoort te dragen naar een sollicitatiegesprek of een chic diner.
Normen zijn tijds- en modegevoelig. Ze kunnen ook weer veranderen.
Normen verschillen per (sub)cultuur. Wat voor jou normaal gedrag is, kan voor jouw collega in de zorg slecht gedrag zijn.
Stel je voor dat jouw collega zorgvragers knuffelt, omdat ze vindt dat knuffelen bij het geven van goede zorg hoort. Jij kunt het daar absoluut mee oneens zijn, omdat je andere normen en waarden hebt.

Slide 24 - Tekstslide

Een beroepscode is een beschrijving van het waarden- en normenstelsel van een beroepsgroep. Ze biedt een samenhangend geheel van principes en regels met betrekking tot de uitoefening van het beroep. De beroepscode gaat veelal gepaard met een bijbehorende beroepsprofiel.
Zoek met je groep de beroepscode op en vertel daarbij wat deze code inhoudt en wanneer deze gebruikt wordt.
 
Groep 1
Beroepscode voor de Verpleging
 
Groep 2
Beroepscode voor de Verzorging
 
Groep 3
Beroepscode Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige
https://www.beroepshoudingindezorg.nl/1/2/overzichtberoepscodes.html

Slide 25 - Tekstslide