Werkwoord avoir

avoir
A
hebben
B
zijn
C
doen
D
maken
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

avoir
A
hebben
B
zijn
C
doen
D
maken

Slide 1 - Quizvraag

j'ai

Slide 2 - Open vraag

tu as

Slide 3 - Open vraag

il a

Slide 4 - Open vraag

elle a

Slide 5 - Open vraag

on a

Slide 6 - Open vraag

nous avons

Slide 7 - Open vraag

vous avez

Slide 8 - Open vraag

ils ont

Slide 9 - Open vraag

elles ont

Slide 10 - Open vraag

jij hebt
A
j'ai
B
tu as
C
il a
D
elle a

Slide 11 - Quizvraag

hij heeft
A
j'ai
B
tu as
C
il a
D
elle a

Slide 12 - Quizvraag

ik heb
A
j'ai
B
tu as
C
il a
D
elle a

Slide 13 - Quizvraag

jullie hebben
A
vous avez
B
tu as
C
on a
D
nous avons

Slide 14 - Quizvraag

wij hebben
A
vous avez
B
tu as
C
on a
D
nous avons

Slide 15 - Quizvraag

zij hebben (alleen vrouwen)
A
vous avez
B
elles ont
C
ils ont
D
elle a

Slide 16 - Quizvraag

zij hebben (alleen mannen of
mannen + vrouwen)
A
vous avez
B
elles ont
C
ils ont
D
elle a

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal
1. Mijn moeder heeft een kat
2. Ik heb een broer
3. Wij hebben een zus
4. Anna en Paul hebben een hond.
5. Hij heeft twee katten.
6. Jij hebt een kleine broer.

Slide 18 - Tekstslide

Vertaal
1. Ma mère a un chat


Slide 19 - Tekstslide

Vertaal
1. Ma mère a un chat
2. J'ai un frère



Slide 20 - Tekstslide

Vertaal
1. Ma mère a un chat
2. J'ai un frère
3. Nous avons une soeur / On a une soeur




Slide 21 - Tekstslide

Vertaal
1. Ma mère a un chat
2. J'ai un frère
3. Nous avons une soeur
4. Anna et Paul ont un chien.




Slide 22 - Tekstslide

Vertaal
1. Ma mère a un chat
2. J'ai un frère
3. Nous avons une soeur
4. Anna et Paul ont un chien.
5. Il a deux chats.





Slide 23 - Tekstslide

Vertaal
1. Ma mère a un chat
2. J'ai un frère
3. Nous avons une soeur
4. Anna et Paul ont un chien.
5. Il a deux chats.
6. Tu as un petit frère.





Slide 24 - Tekstslide