H5s - les 11 - herhalen informele brief - object beschrijven en zichzelf voorstellen

bord
Salma
Sakina
Amin
Amina
Imane
Bilal
Nour
Sirien
Haitham
Ahmed
Maissam
Oussama
Faith
Uteyba
Ismaël
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

bord
Salma
Sakina
Amin
Amina
Imane
Bilal
Nour
Sirien
Haitham
Ahmed
Maissam
Oussama
Faith
Uteyba
Ismaël

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aujourd'hui tu as besoin de : 

un stylo

    ton cahier

         leeroverzicht

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: JdW-map / schrift, etui 
timer
1:00

Slide 3 - Tekstslide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
Klassenregels
TOP 3
  1. Wij hebben respect voor docenten en leerlingen 
  2. Wij luisteren naar elkaar
  3. Wij nemen onze spullen mee 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programme
  • Oefenen: object beschrijven
  • Bespreken: brief over een stad > jouw vakantie
  • Oefenen: jezelf voorstellen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les buts
  • Ik kan een object beschrijven in het Frans.
  • Ik kan een brief schrijven in het Frans over een stad en vakantie.
  • Ik kan mijzelf voorstellen in het Frans.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Décrire un objet
C’est … (gebruik hierna altijd de mannelijke vorm)
Mon objet a une forme … (gebruik hierna altijd de vrouwelijke vorm)

rond(e)               rond 
grand(e)             groot 
large                    breed 
plat(e)                 plat  
rectangulaire   rechthoekig 
court(e)              kort 
haut(e)               hoog 
cylindrique        cilindervormig
léger/légère      licht
carré(e)                vierkant
petit(e)                 klein
étroit(e)               smal
creux / creuse    hol
triangulaire         driehoekig
long / longue      lang
bas / basse           laag
cubique                kubusvormig
lourd                      zwaar

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Décrire un objet
steek het juiste aantal vingers op
Hoe zeg je 'Het voorwerp is vierkant en licht.' ?

1) L'objet est carré et durable.
2) L'objet est carré et léger.
3) L'objet est carré et lumière.
4) L'objet est carrée et léger.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Décrire un objet
C’est … (gebruik hierna altijd de mannelijke vorm)
La couleur est… (gebruik hierna altijd de vrouwelijk vorm)
La couleur de mon objet, c’est… (gebruik hierna altijd de mannelijke vorm)

blanc / blanche     wit 
rouge                       rood 
orange                     oranje 
bleu(e)                     blauw 
gris(e)                      grijs 
violet / violette      paars
noir(e)                     zwart
jaune                      geel
vert(e)                    groen
marron                  bruin
rose                        roze
argenté                 zilverkleurig

Mon objet peut être                                          Mijn object kan
de toutes les couleurs.                                      allerlei kleuren hebben.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Décrire un objet
steek het juiste aantal vingers op

Hoe zeg je 'Het bord is rond en wit.' ?
1) L'assiette est ronde et white.
2) L'assiette est ronde et blanc.
3) L'assiette est ronde et blanche.
4) L'assiette est rond et blanc.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Décrire un objet
C’est en…
C’est fait en…

plastique             plastic
bois                       hout
cuir                       leer
laine                    wol
verre                     glas
carton                 karton
tissus                   stof
papier                 papier
fer                        ijzer

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Décrire un objet
steek het juiste aantal vingers op

Hoe zeg je 'De zonnebril is zwart en van metaal.' ?
1) Les lunettes de soleil sont noires et en métal.
2) Les lunettes de soleil sont noirs et en métal.
3) Les lunettes de soleil sont nories et en bois.
4) Les lunettes de soleil sont noirs et en verre.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Décrire un objet
steek het juiste aantal vingers op

Hoe zeg je 'De jurk is blauw en van stof.' ?
1)La jupe est bleue et en tissu.
2) La robe est bleue et en tissu.
3) La robe est bleu et en tissu.
4) La jupe est bleu et en tissu.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Décrire un objet
Ça sert à…
Un crayon – Ça sert à écrire ou dessiner quelque chose.
Une gomme – Ça sert à effacer quelque chose (que l’on a écrit avec un crayon).
Une cuillère – Ça sert à manger de la soupe.
Un ballon – Ça sert à faire du sport, comme du foot ou du basket.
Un vélo – Ça sert à se déplacer plus vite / plus facilement.

Ça marche avec…
De l’électricité
De l’eau
De l’essence
Du vent 
Ça permet de…
Ouvrir une porter 
Manger de la soupe
Se déplacer facilement / vite
S’occuper
Se détendre
Se nourrir

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Décris…

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Introduire une ville
Wat was de opdracht?
Écris un texte de 80 mots pour introduire la ville que tu as choisie.
Fais aussi un programme pour deux jours, contenant au moins deux activités par jour.

- 80 woorden
- stad voorstellen
- programma voor twee dagen met minstens twee activiteiten per dag

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Introduire une ville
Je propose deux jours à Lyon, une ville de 500000 habitants.
Le premier jour, on visitera la basillique de Fourvière et le vieux Lyon.
Le deuxième jour, on ira au parc de la Tête d'Or et au musée des Confluences.
Lyon est une ville riche en histoire et en culture!
Je suis allée à Paris pour un court séjour de deux jours. Dés mon arrivée, j'ai visité la Tour Eiffel, un symbole emblématique de la ville. Ensuite, j'ai fait une promenade le long de la Seine et j'ai exploré le quartier artistique de Montmartre.
Le lendemain, je suis allée au musée du Louvre pour admirer la célèbre Mona Lisa. Avant de partir, j'ai dégusté des croissants dans un café typiquement parisien.
C'était un voyage court mais inoubliable !
Bekijk de twee teksten:
- Wat vind je goed? 
- Wat neem je mee?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op de toets
  • Op basis van het leeroverzicht: vertel over jouw zomervakantie
  • Schrijf een tekst om de stad Den Haag te beschrijven.
  • Maak een programma voor twee dagen met minstens twee activiteiten per dag.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op de toets
  • Op basis van het leeroverzicht: vertel over jouw zomervakantie
  • Schrijf een tekst om de stad Den Haag te beschrijven.
  • Maak een programma voor twee dagen met minstens twee activiteiten per dag.
Bekijk tekst 3 en 4 en markeer zinnen 
die jij in jouw brief ook zou kunnen gebruiken.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Situation 3
Oefen de gesprekken hardop met een klasgenoot
Je bent met je ouders in een vakantiepark in Bretagne. De code van de automatische slagboom blijkt steeds niet te werken. Je ouders spreken geen Frans en je gaat naar de receptie om een oplossing te vinden. 
een vakantiepark = un village de vacances
een slagboom = une barrière

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Au travail
Utilisez la roue pour vous entrainer avec le plus de situations possibles.

Tournez la roue, pratiquez la situation et changez de situation. Il y a aussi des variations sur les situations. 

Bonne chance !

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Devoirs
Vergeet jouw woordenboeken niet mee te nemen naar de toets!

  • Frans - Nederlands
  • Nederlands - Frans
  • Nederlands OF Nederlands - moedertaal

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies