Proefwerk T3 Erfelijkheid en evolutie

Proefwerk thema 3
Erfelijkheid en evolutie


Beste leerlingen, 

In het proefwerk worden soms vragen gesteld over afbeeldingen. Deze kan je allemaal vergroten. 
Het proefwerk bestaat uit 33 vragen.
je mag een kladblaadje gebruiken.


Veel succes!

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Proefwerk thema 3
Erfelijkheid en evolutie


Beste leerlingen, 

In het proefwerk worden soms vragen gesteld over afbeeldingen. Deze kan je allemaal vergroten. 
Het proefwerk bestaat uit 33 vragen.
je mag een kladblaadje gebruiken.


Veel succes!

Slide 1 - Tekstslide

Bij echoscopie worden chromosomen van een ongeboren kind onderzocht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Het leeuwenbekje is een plant. Er zijn leeuwenbekjes met rode bloemen en leeuwenbekjes met witte bloemen. Beide planten zijn homozygoot voor de bloemkleur. Als je leeuwenbekjes met rode bloemen kruist met leeuwenbekjes met witte bloemen, hebben alle planten in de F1 roze bloemen. Dit is het intermediaire fenotype.

Homozygoot wil zeggen, dat het genenpaar voor een eigenschap uit twee gelijke genen bestaat.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Het leeuwenbekje is een plant. Er zijn leeuwenbekjes met rode bloemen en leeuwenbekjes met witte bloemen. Beide planten zijn homozygoot voor de bloemkleur. Als je leeuwenbekjes met rode bloemen kruist met leeuwenbekjes met witte bloemen, hebben alle planten in de F1 roze bloemen. Dit is het intermediaire fenotype.

De kleur rood is dominant in deze kruising.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Het leeuwenbekje is een plant. Er zijn leeuwenbekjes met rode bloemen en leeuwenbekjes met witte bloemen. Beide planten zijn homozygoot voor de bloemkleur. Als je leeuwenbekjes met rode bloemen kruist met leeuwenbekjes met witte bloemen, hebben alle planten in de F1 roze bloemen. Dit is het intermediaire fenotype.

Bij een intermediair fenotype komen beide genen van een genenpaar even sterk tot uiting.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Het leeuwenbekje is een plant. Er zijn leeuwenbekjes met rode bloemen en leeuwenbekjes met witte bloemen. Beide planten zijn homozygoot voor de bloemkleur. Als je leeuwenbekjes met rode bloemen kruist met leeuwenbekjes met witte bloemen, hebben alle planten in de F1 roze bloemen. Dit is het intermediaire fenotype.

De F1 is de eerste generatie nakomelingen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Door mutaties en geslachtelijke voortplanting ontstaan voortdurend andere genotypen en fenotypen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

De vleugels van een sprinkhaan en de vleugels van een papagaai zijn uit dezelfde grondvorm ontstaan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Rudimentaire organen zijn onderdelen die geen functie meer hebben en nauwelijks tot ontwikkeling komen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Evolutie vindt plaats als gevolg van genetische modificatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Misdaden bestrijden en oplossen is mede mogelijk doordat elk mens zijn eigen, unieke DNA heeft.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Een cavia brengt een aantal jongen ter wereld. Deze nakomelingen groeien gezond op. Na een jaar verschillen zij sterk in grootte.

Waardoor kan dit verschil in grootte worden veroorzaakt?

A
Alleen door een verschil in erfelijke eigenschappen.
B
Alleen door invloeden uit het milieu.
C
Zowel door een verschil in erfelijke eigenschappen als door invloeden uit het milieu.

Slide 12 - Quizvraag

Taaislijmziekte is een ernstige ziekte, die wordt veroorzaakt door een recessief gen (r). Mensen die het dominante gen (R) bezitten, hebben de ziekte niet.
Clara is zwanger. Bij Clara wordt een vruchtwaterpunctie uitgevoerd. Hierbij wordt met een naald wat vruchtwater opgezogen. In het vruchtwater bevinden zich losse cellen van het embryo. Door deze cellen te onderzoeken, kan worden bepaald of het embryo genen voor taaislijmziekte heeft.

De cellen uit het vruchtwater vermeerderen zich voordat ze worden onderzocht.
Vermeerderen deze cellen zich door gewone celdeling (mitose)? En door reductiedeling (meiose)?



A
Alleen door gewone celdeling.
B
Alleen door reductiedeling.
C
Zowel door gewone celdeling als door reductiedeling.

Slide 13 - Quizvraag

Soms wordt een drieling geboren. Drielingen kunnen op verschillende manieren ontstaan. In de afbeelding is een van de mogelijke ontstaanswijzen van een drieling schematisch weergegeven. Kind 3 heeft de geslachtschromosomen XX.

Is uit de geslachtschromosomen van kind 3 met zekerheid af te leiden welk geslacht de andere kinderen hebben?
A
Ja, alleen voor kind 1.
B
Ja, alleen voor kind 2.
C
Ja, zowel voor kind 1 als voor kind 2.
D
Nee, dit is niet met zekerheid af te leiden.

Slide 14 - Quizvraag

Atie zegt dat de ultraviolette straling in zonlicht je beschermt tegen het optreden van mutaties.
Dinar zegt dat een mutatie in één lichaamscel meestal geen gevolgen heeft.

Wie heeft (hebben) gelijk?

A
Alleen Atie heeft gelijk.
B
Alleen Dinar heeft gelijk.
C
Atie en Dinar hebben allebei gelijk.
D
Atie en Dinar hebben geen van beiden gelijk.

Slide 15 - Quizvraag

Yoghurt wordt gemaakt uit melk door er bepaalde soorten bacteriën aan toe te voegen. Deze bacteriën vormen stoffen die de zure smaak van yoghurt veroorzaken.
Andere bacteriën produceren het hormoon insuline. Bij deze bacteriën is het gen van de mens voor de productie van insuline ingebracht.

Is bij de productie van yoghurt sprake van genetische modificatie? En bij de productie van insuline?
A
Zowel bij de productie van yoghurt als bij de productie van insuline.
B
Alleen bij de productie van yoghurt.
C
Alleen bij de productie van insuline.
D
Bij geen van beide.

Slide 16 - Quizvraag

Stokstaartjes zijn kleine roofdieren die leven in groepen. Binnen een groep is één vrouwtje de baas over de andere vrouwtjes. Zij is de enige die zich voortplant. Als ander vrouwtjes zich willen voortplanten, worden ze doodgebeten door het leidende vrouwtje.

Waar is dit is een voorbeeld van?
A
Van een ongunstige mutatie.
B
Van genetische modificatie.
C
Van natuurlijke selectie.

Slide 17 - Quizvraag

Bij de mens is het gen voor krullend haar (H) dominant over het gen voor sluik (steil) haar (h). In de afbeelding is een stamboom van een familie weergegeven. Van een aantal personen is het genotype voor de haarvorm aangegeven.

Hoe groot is de kans dat persoon 1 homozygoot is?
A
25%.
B
50%.
C
75%.
D
100%.

Slide 18 - Quizvraag

Bij de mens is het gen voor krullend haar (H) dominant over het gen voor sluik (steil) haar (h). In de afbeelding is een stamboom van een familie weergegeven. Van een aantal personen is het genotype voor de haarvorm aangegeven.

De personen 1 en 2 krijgen een dochtertje.
Is uit de stamboom af te leiden welke haarvorm het meisje zal hebben? Zo ja, zal het meisje krullend haar of sluik haar krijgen?


A
Ja, het meisje zal krullend haar hebben.
B
Ja, het meisje zal sluik haar hebben.
C
Nee, dat is niet uit de stamboom af te leiden.

Slide 19 - Quizvraag

Zaadcellen worden geproduceerd in de teelballen van de man. Eicellen worden geproduceerd in de eierstokken van de vrouw. De eileider van de vrouw is de plaats waar zaadcel en eicel elkaar ontmoeten.
In de afbeelding zijn schematisch enkele processen weergegeven. Hierbij zijn alleen de geslachtschromosomen X en Y met letters aangegeven.

Welk proces kan of welke processen kunnen in de eileider plaatsvinden?

A
Beide ouders zijn heterozygoot.
B
De ene ouder is heterozygoot en de andere ouder homozygoot.
C
Dat is niet met zekerheid te zeggen.

Slide 20 - Quizvraag

Zaadcellen worden geproduceerd in de teelballen van de man. Eicellen worden geproduceerd in de eierstokken van de vrouw. De eileider van de vrouw is de plaats waar zaadcel en eicel elkaar ontmoeten.
In de afbeelding zijn schematisch enkele processen weergegeven. Hierbij zijn alleen de geslachtschromosomen X en Y met letters aangegeven.
Welk proces kan of welke processen kunnen in de eileider plaatsvinden?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

De begrenzing van het hoofdhaar bij het voorhoofd kan in een rechte lijn lopen of in een punt naar voren. Zie afbeelding in de dia hiervoor. Deze eigenschap is erfelijk bepaald.

Bij een vrouw groeit het hoofdhaar in een punt naar voren. Ze is voor deze eigenschap heterozygoot. Ze krijgt een kind van een man bij wie het hoofdhaar in een rechte lijn groeit.

Hoe groot is de kans dat het haar bij het kind in een rechte lijn groeit?

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Een kruising van een schaap met lange poten en een schaap met korte poten geeft schapen met lange poten en schapen met korte poten. Men gaat door met het kruisen van nakomelingen met korte poten. Zo wordt na vele jaren een grote kudde schapen verkregen met vrijwel alleen kortpotige schapen (zie afbeelding in de dia hiervoor).

Hebben de kortpotige schapen die uiteindelijk ontstaan, allemaal hetzelfde genotype voor de lengte van de poten? Leg je antwoord uit.

Slide 26 - Open vraag

lege dia

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Vreemd fossiel
Twee jaar nadat Charles Darwin met zijn evolutietheorie kwam, werd in Zuid-Duitsland een vreemd fossiel gevonden. Het dier had vleugels en veren. Daarom dachten sommige onderzoekers dat het een vogel was. Andere onderzoekers dachten dat het een reptiel was. Het dier had namelijk ook tanden en een lang staartbeen. Vogels hebben geen tanden en geen staartbeen.

Lees de tekst hierboven. Wat is een fossiel?

Slide 29 - Open vraag

Vreemd fossiel
Twee jaar nadat Charles Darwin met zijn evolutietheorie kwam, werd in Zuid-Duitsland een vreemd fossiel gevonden. Het dier had vleugels en veren. Daarom dachten sommige onderzoekers dat het een vogel was. Andere onderzoekers dachten dat het een reptiel was. Het dier had namelijk ook tanden en een lang staartbeen. Vogels hebben geen tanden en geen staartbeen.
.
Leg uit waarom het gevonden fossiel de evolutietheorie van Darwin ondersteunt.

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Mensen met het syndroom van Down hebben een afwijkend aantal chromosomen. Het syndroom kan worden ontdekt door cellen van een ongeboren baby te onderzoeken.
In de afbeelding zie je een methode om cellen van een ongeboren baby weg te nemen.
Hoe heet deze methode?

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

In de afbeelding zie je de chromosomen in een lichaamscel van iemand met het syndroom van Down.

Chromosomenpaar 23 zijn de geslachtschromosomen.
Wat is de functie van de geslachtschromosomen?

Slide 34 - Open vraag

Eén van de genen op chromosoom 21 is betrokken bij het omzetten van geluidsprikkels in impulsen. Impulsen zijn elektrische signalen die door de zenuwcellen lopen.

Hoe vaak komt dit gen voor in een levercel van iemand met het syndroom van Down?

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide

Lees de context ‘Maagdelijke monsters’ hieronder.
De volgende vraag gaat over deze context.

Maagdelijke monsters
Afgelopen mei legde de 7 jaar oude Flora 25 eieren in een dierentuin in Londen. Van het broedsel bleken elf eieren levensvatbaar. De verbijsterde dierenverzorgers wisten het onmiddellijk: dit was een maagdelijke geboorte. De vrouwelijke komodovaraan had namelijk geen enkel contact gehad met een mannelijke soortgenoot. Phillip Watts van de Universiteit van Liverpool bevestigde dat. Na genetisch onderzoek van drie niet uitgekomen eieren concludeerde hij dat Flora zowel de moeder als de vader was.
Naar: www.livescience.com, 24 januari 2007.

Komodovaranen zijn hagedissen van bijna drie meter lang. 
Ze komen voor op het eiland Komodo in Indonesië. 

Slide 37 - Tekstslide

Komodovaranen hebben als geslachtschromosomen niet het X- en Y-chromosoom, maar het Z- en W-chromosoom. Een mannetje heeft twee Z-chromosomen. Vrouwtjes hebben een Z- en een W-chromosoom. Individuen met twee W-chromosomen zijn niet levensvatbaar.
Normaal gesproken worden de eicellen bevrucht door zaadcellen. Maar als er geen mannelijke partners zijn, blijven de eicellen onbevrucht. Deze onbevruchte eicellen hebben de helft van het normale aantal chromosomen. Nadat de onbevruchte eieren zijn gelegd, verdubbelt het aantal chromosomen zich. De jonge hagedissen die uit het ei kruipen, hebben daardoor het normale aantal chromosomen.
Kunnen uit de onbevruchte eicellen mannetjes ontstaan? En vrouwtjes? Licht je antwoord toe.

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Tekstslide

Van een bepaalde plantensoort komen planten voor met gele bloemen en planten met witte bloemen. Het gen voor gele bloemkleur is dominant over het gen voor witte bloemkleur. De planten kunnen zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voortplanten.
In een gesloten kas stonden in 2014 alleen planten met gele bloemen. Twee jaar later staan er zowel planten met gele bloemen als planten met witte bloemen.
Kunnen er planten met witte bloemen zijn ontstaan door geslachtelijke voortplanting?
En door ongeslachtelijke voortplanting? Leg je antwoord uit.

Slide 40 - Open vraag

Bij sprinkhanen hebben vrouwtjes twee X-chromosomen (XX). Mannetjes hebben maar één geslachtschromosoom: het X-chromosoom. Het Y-chromosoom ontbreekt. Dit wordt weergegeven met X0.
De volgende drie vragen gaan over deze sprinkhanen.

Hieronder zie je een voorbeeld hoe je het antwoord kan typen.
In plaats van de Q vul jij natuurlijk de juiste letters in.



 P:                                           man: QQ             ×            vrouw: QQ
 Geslachtscellen:            man  Q en Q                     vrouw Q en Q








Slide 41 - Tekstslide

Bij sprinkhanen hebben vrouwtjes twee X-chromosomen (XX). Mannetjes hebben maar één geslachtschromosoom: het X-chromosoom. Het Y-chromosoom ontbreekt. Dit wordt weergegeven met X0.

Vul volgens het voorbeeldschema op de vorige dia de genotypen van de ouders in en de geslachtschromosomen voor een vrouwtje en voor een mannetje.

Slide 42 - Open vraag

Sprinkhanen.
Gebruik je gegevens uit de vorige vraag om het kruisingsschema in te vullen. Laat via dit schema zien welke mogelijke combinaties er zijn van geslachtschromosomen in de F1.
Gebruik hiervoor het voorbeeld uit de afbeelding en geeft aan wat er op plek 1 t/m 4 moet komen te staan.

Slide 43 - Open vraag

Sprinkhanen.
Beantwoordt deze vraag met behulp van je kruissingsschema uit de vorige vraag.

Wat is de verhouding mannetjes : vrouwtjes?

Slide 44 - Open vraag

Slide 45 - Tekstslide

Vul de zinnen aan.
Bij een ...(1)... komen in een lichaamscel twee ongelijke geslachtschromosomen voor. Een daarvan is het ...(2)...-chromosoom. Het andere is het ...(3)...-chromosoom.

Slide 46 - Open vraag