Normen en waarden klas 3

Vandaag!
Normen en waarde?
"Wat vind ik er eigenlijk van?"
Aan het eind van de les:
 weet ik wat (mijn eigen) normen en waarden zijn.
speel ik een situatie uit waarin duidelijk een waarde en norm naar voren komen.


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag!
Normen en waarde?
"Wat vind ik er eigenlijk van?"
Aan het eind van de les:
 weet ik wat (mijn eigen) normen en waarden zijn.
speel ik een situatie uit waarin duidelijk een waarde en norm naar voren komen.


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide



Normen en waarden botsen regelmatig.

Tolerantie betekent dat je mensen met andere normen en waarden accepteert.

Soms zijn verschillen te groot, dan vind je gedrag van anderen asociaal.
Normen en waarden verschillen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Wat zijn waarden?

Slide 6 - Tekstslide

Waarden =
De principes of uitgangspunten die 
je belangrijk vindt 
in het leven uitgedrukt in één woord of enkele woorden.

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn normen?

Slide 8 - Tekstslide

Normen =
Regels hoe jij en anderen zich 
moeten gedragen. Een norm komt voort uit een waarde. Als je een bepaalde waarde hebt, zul je je ook een bepaalde manier gedragen.

Slide 9 - Tekstslide

Groepsnormen
  • Normen en waarden kunnen ook binnen Nederland verschillen. Elke groep heeft zijn eigen gebruiken.

  • Groepsdruk: het gevoel dat je je MOET aanpassen aan de gebruiken van een groep.

  • Pesten is vaak ook een vorm van groepsdruk: "straks ben ik de sjaak"

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn normen en waarden?
A
Normen zijn opvattingen over wat belangrijk is en waarden zijn gedragsregels.
B
Waarden zijn gedragsregels en normen zijn opvattingen over wat belangrijk is.
C
Normen en waarden zijn hetzelfde.
D
Waarden zijn opvattingen over wat belangrijk is en normen zijn gedragsregels die gebaseerd zijn op waarden.

Slide 11 - Quizvraag

Normen en waarden - Wat is waar?
A
normen zijn de regels van jouw hart
B
Waarden zijn de regels van de groep
C
Normen staan in de wet
D
Waarden geven aan wat je belangrijk vindt

Slide 12 - Quizvraag

Zijn het normen of waarden?
eerlijkheid
A
norm
B
waarde

Slide 13 - Quizvraag

Norm 

niet liegen

Waarde

Eerlijkheid

Slide 14 - Tekstslide

Norm of waarde?
In een rij wacht je netjes tot je aan de beurt bent.
A
Norm
B
Waarde

Slide 15 - Quizvraag

Norm of waarde?:
Geduld
A
Norm
B
Waarde

Slide 16 - Quizvraag

Hoe worden normen en waarden aangeleerd?
A
Door ervaringen in het verleden
B
Door genetische aanleg
C
Door opvoeding en socialisatie
D
Door imitatie van rolmodellen

Slide 17 - Quizvraag

Van wie leer je Normen en Waarden? :
A
Vrienden
B
Thuis
C
Door je geloof
D
Door de overheid

Slide 18 - Quizvraag

Wat is waar over normen en waarden?
A
Een waarde komt voort uit een norm.
B
Normen en waarden zijn synoniemen.
C
Waarden zijn belangrijker dan normen.
D
Een norm komt voort uit een waarde.

Slide 19 - Quizvraag

Norm of waarde?
Respect
A
Norm
B
Waarde

Slide 20 - Quizvraag

Norm of waarde?
Vriendelijkheid
A
Norm
B
Waarde

Slide 21 - Quizvraag

Moeten er altijd normen en waarden zijn?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Waarden

Slide 23 - Woordweb

Normen

Slide 24 - Woordweb

Jouw normen en waarden
Wat zijn waarden die jij belangrijk vindt? ​
Schrijf tenminste 5 waarden op post-its.​

Wat zijn normen die jij belangrijk vindt?​
Schrijf tenminste 5 normen op post-its.​

Zijn jouw normen en waarden aan elkaar te verbinden? 
Bespreek de uitkomst met de buren.

Slide 25 - Tekstslide

Waarde vanuit huis - wat geven jouw ouders jou mee?

Slide 26 - Woordweb

opdracht -  met de buren
Vraag 1: Over welk gedrag hebben jullie dezelfde mening? 

Vraag 2: Over welk gedrag hebben jullie een andere mening?


En wat zegt dit over jullie normen en waarden?

Overleg met elkaar en schrijf jullie antwoorden op!





Je kan de volgende normen gebruiken
  • Te laat komen.
  • Je afval op straat gooien.
  • Roddelen.
  • Op je telefoon kijken als je in gesprek bent.
  • In het openbaar zoenen.
  • Liegen.
  • Als jongen make-up dragen.
  • Brutaal zijn tegen je docent.
  • Vlees eten.
  • In je trainingsbroek naar school komen.

Slide 27 - Tekstslide

En nu als groepje!
Je krijgt als groepje een kaartje waarop een norm en waarde staat.
Groep 1: Verzin met elkaar een scène waarin je dit uitbeeldt. Je mag hierbij praten. 
Groep 2: Raadt welke norm en waarde wordt uitgebeeld. Vervolgens spelen jullie de scene hoe het niet hoort.

Slide 28 - Tekstslide