BVVJ 3.1 gezondheid en ziekte

3.1 gezondheid en ziekte 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3.1 gezondheid en ziekte 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je kunt uitleggen wat gezondheid is
  • Je kunt uitleggen waardoor je ziek kunt worden
  • Je kunt uitleggen wat leefstijl is en voorbeelden van leefstijlziekten noemen
  • Je kunt uitleggen hoe je met je eigen gedrag invloed hebt op je gezondheid

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer ben je gezond?

Slide 3 - Woordweb

Gezondheid
Welzijn
Gezondheid is meer dan alleen een gezond lichaam. Gezondheid is lichamelijk, geestelijke en sociaal welzijn (je goed voelen). 
Lichamelijk welzijn betekent dat het lichaam normaal werkt.
Bij het geestelijk welzijn zijn je gedachten en gevoelens betrokken.
Sociaal welzijn is je goed voelen bij andere mensen.


Slide 4 - Tekstslide

Wanneer voel jij je gezond?


Slide 5 - Open vraag

Welzijn

Wat is waar?
A
Je lichaam, je geest en je omgeving hebben met elkaar te maken
B
Je lichaam, je geest en je omgeving staan los van elkaar
C
Alleen je geest heeft wat met je omgeving te maken
D
Alleen je lichaam heeft wat met je omgeving te maken

Slide 6 - Quizvraag

hoe word je ziek?

Slide 7 - Woordweb

Hoe word je ziek?
Er zijn verschillende oorzaken die te maken hebben met ziek-zijn of ziek-worden. 

Iemand kan geboren worden met een ziekte of een handicap. Een handicap is een lichamelijke, een geestelijke of een sociale beperking

Als een ziekte of handicap van de ouders is geërfd dan noem je dat een erfelijke ziekte of erfelijke handicap
Er zijn ook ziektes of handicaps die wel aangeboren zijn maar niet erfelijk. Deze zijn dan vanaf de geboorte aanwezig.

Je omgeving kan ziektes veroorzaken. Je kunt bijvoorbeeld ziek worden van ziekteverwekkers die zich bij jou in de buurt bevinden. We noemen dit besmetting.

Je kan ook ziek worden van een ongezonde leefstijl.
                                                      

Slide 8 - Tekstslide

Hoe ontstaan aangeboren aandoeningen?

Soms komt er tijdens de ontwikkeling van een kindje een foutje in de chromosomen. Dan heeft dat kindje een aangeboren aandoening of ziekte. Het syndroom van Down is een voorbeeld van een aangeboren aandoening. Mensen met het syndroom van Down hebben 47 chromosomen, dus eentje te veel.
Als je een ziekte van je ouders erft, heet dit een erfelijke 
aandoening. Kleurenblindheid is een voorbeeld van een 
erfelijke aandoening.

Aandoeningen kunnen ook erfelijk en aangeboren zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Duchene = spierziekte
klompvoet
hemofilie = bloedstollingsziekte
Erfelijk

Slide 10 - Tekstslide

schisis = spleet in bovenlip, bovenkaak of het gehemelte
FAS = foetaal alcohol syndroom
Down syndroom = 3x chromosoom 21
Aangeboren

Slide 11 - Tekstslide

Ziek worden door besmetting
Iemand kan ziek worden door bepaalde stoffen en ziekteverwekkers uit de omgeving. 

Het kan bijvoorbeeld gaan om vervuilde lucht of vervuild water. 

Ook mensen in je nabijheid kunnen ziekteverwekkers bij zich dragen. 
Soms zijn er meerdere familieleden ziek of veel leerlingen uit een klas.

                                                                               


Slide 12 - Tekstslide

Waarom niest het meisje
op deze manier?
A
Daar is geen reden voor
B
Ze kan niet in haar hand niesen omdat ze een blessure heeft
C
Ziekteverwekkers komen niet op haar hand
D
Zo hoor je het niesen minder hard

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn hemofilie
en de klompvoet?
A
beide erfelijke aandoeningen
B
diabetes type 1 is geen erfelijke aandoening
C
de klompvoet is geen erfelijke aandoening
D
beide kun je krijgen door je leefstijl

Slide 14 - Quizvraag

ongezonde leefstijl

Slide 15 - Woordweb

wat kan je daarvan krijgen?
(leefstijlziektes)

Slide 16 - Woordweb

gezonde leefstijl

Slide 17 - Woordweb

Leefstijl en ziekte
Je leefstijl is de manier waarop je leeft. Het heeft invloed op je gezondheid. 
Als je gezond eet, jezelf goed verzorgt en genoeg beweegt is dat goed voor je gezondheid. Ook voldoende rust en ontspanning vergroot je gezondheid.  

Leefstijlziektes:
Cariës (aantasting van het gebit) door slecht gebitsonderhoud en en te veel suiker
Hart- en vaatziektes door te veel eten, te vet, te zout, alcohol, roken, weinig bewegen
Hersenletsel door drugs
Huidkanker door te veel zon of zonnebank
Longkanker door roken
Maag-, en slokdarmkanker door alcohol



Slide 18 - Tekstslide

Risicofactoren vergroten de kans op een leefstijlziekte:
- roken en alcoholgebruik
- een ongezond eetpatroon
- gebruik van legale of illegale drugs
- riskant seksueel gedrag met kans op soa's
- verstoord ritme in slapen, werken en vrijetijdsbesteding
- overgewicht door een ongezond eetpatroon en/of weinig bewegen
- gebruik van zonnebank of veel zonnebaden
- risicovol gedrag, bijvoorbeeld in het verkeer

Natuurlijk, er zijn ook voordelen. Je kunt jezelf heel prettig en gelukkig voelen na een borrel of een joint: het 'welbevinden'. Dit gevoel is vaak van korte duur.

Slide 19 - Tekstslide

Maken en nakijken/ verbeteren 3.1 

Slide 20 - Tekstslide

Wat is een aangeboren ziekte
A
ziekte die vanaf je geboorte aanwezig is
B
Een ziekte die ontstaat tijdens je geboorte
C
ziekte die je krijgt door een slechte leefstijl
D
ziekte die je van je ouders hebt geërfd

Slide 21 - Quizvraag

Wat is geestelijk welzijn?
A
je voelt je thuis in je omgeving en hebt veel contact met anderen
B
je lichaam werkt normaal, je hebt geen pijn
C
je voelt je opgewekt en maakt je weinig zorgen

Slide 22 - Quizvraag

Karin heeft buikpijn
Henk is net verhuisd, hij mist zijn vrienden
A
Karin: geestelijk welzijn Henk: lichamelijk welzijn
B
Karin: sociaal welzijn Henk: lichamelijk welzijn
C
Karin: geestelijk welzijn Henk: sociaal welzijn
D
Karin: lichamelijk welzijn Henk: sociaal welzijn

Slide 23 - Quizvraag

In de winter heeft de halve klas de griep.
A
aangeboren ziekte
B
erfelijke ziekte
C
infectieziekte
D
leefstijlziekte

Slide 24 - Quizvraag

Hoe ging het?

volgende keer: infectieziektes

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wist je dat.......
Jongeren die drinken, hebben:
- een bijna zeven keer grotere kans om te roken dan niet-drinkende jongeren;
- een bijna negen keer grotere kans om cannabis te roken;
- vaker gedragsproblemen.

Misbruik van alcohol kan leiden tot:
- blijvende hersenschade of verslaving;
- risicogedrag zoals spijbelen, agressie of crimineel gedrag.

Jongeren die roken, hebben een bijna 22 keer grotere kans op cannabisgebruik dan niet-rokende jongeren.

Slide 27 - Tekstslide

Rode hond tijdens de zwangerschap
Als een zwangere vrouw rode hond krijgt en geen antistoffen tegen het virus heeft, kan dit een infectie veroorzaken bij het kind. 

De kans op afwijkingen is het grootst in de eerste 11 weken. Wanneer er een infectie plaatsvindt voor de 11e week, dan kunnen er meerdere afwijkingen ontstaan. Zo kan er hersenbeschadiging bij de ongeboren baby optreden. Dat kan er voor zorgen dat het kind verstandelijk en lichamelijk beperkt ter wereld komt. 

Het is ook mogelijk dat er in de eerste levensjaren van het kind nog geen afwijkingen aan het licht komen. Maar deze kunnen zich ontwikkelingen in de loop der jaren, bijvoorbeeld een vertraagde ontwikkeling van het verstand en doofheid.

Slide 28 - Tekstslide

Als een baby met een beperking geboren wordt door Rode hond tijdens de zwangerschap....
A
is die beperking een erfelijke aandoening
B
is het een aangeboren beperking
C
is het een beperking door de leefstijl van het kind
D
is het een beperking door de leefstijl van de moeder

Slide 29 - Quizvraag

Opdracht 2 blz 151
Welke vorm van welzijn?
Als ik geen pijn heb
A
Geestelijk
B
lichamelijk
C
sociaal welzijn
D
Geen van allen

Slide 30 - Quizvraag

Opdracht 2 blz 151
Welke vorm van welzijn?
Als ik goed met andere mensen kan opschieten
A
Geestelijk
B
lichamelijk
C
sociaal welzijn
D
Geen van allen

Slide 31 - Quizvraag

exit ticket: Wat doe jij om de kans op leefstijlziekten te voorkomen?

Slide 32 - Open vraag

exit ticket: wat betekent welzijn.

Slide 33 - Open vraag

exit ticket: Is een aangeboren ziekte of aangeboren handicap erfelijk?

Slide 34 - Open vraag