week 22 les 1- aanwijzend vnw.

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • Corregir los deberes
  • Escuchar
Jueves, 3 de junio
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • Corregir los deberes
  • Escuchar
Jueves, 3 de junio

Slide 1 - Tekstslide

Objetivos para esta clase:
Aan het einde van deze les:
  • Ken ik de aanwijzende voornaamwoorden in het Spaans.
  • Heb ik geoefend met luistervaardigheid. 
LEERDOELEN

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
Een woord waarmee je iets aanwijst. In het Nederlands deze/dit of die/dat.

Slide 3 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord in het Spaans. 
aquí
ahí
allí
afstand 
tot 
spreker
enkelvoud
meervoud
mannelijk
vrouwelijk
este
ese
aquel
esta
esa
aquella
estos
esos
aquellos
estas
esas
aquellas

mannelijk
vrouwelijk

Slide 4 - Tekstslide

Afstand tot de spreker

Slide 5 - Tekstslide

Waar moet je op letten:
  • Het aanwijzend voornaamwoord richt zich naar het zelfstandig naamwoord wat erachter staat. Is dit vrouwelijk of meervoud, dan verandert het dus. Vb: este libro, esta casa, estos libros, estas casas
  • Let goed op of de volgende woorden in de zin staan: aquí (hier), ahí (daar), allí (daarginds, ver weg). Hieraan kan je zien welk aanwijzend vnw. je moet gebruiken. 
  • esto/eso/aquello gebruik je als je niet naar een specifiek zelfstandig naamwoord verwijs. Het wordt dus algemeen gebruikt. ¿Qué es eso? Wat is dat?

Slide 6 - Tekstslide

Vamos a corregir

Slide 7 - Tekstslide

LA: pág.53 

Slide 8 - Tekstslide

uitwerking
5. 
a. Esas mujeres son muy nerviosas
b. Este alumno es un poco hablador.
c. Aquellos hombres tienen los ojos azules.
d. Aquel señora es muy mayor.
6.
a. estas, aquellas
b. estos
c. esta
d. aquellas
e. ese

Slide 9 - Tekstslide

Sleepvraag

Slide 10 - Tekstslide

Es mayor, gordo y calvo. Es elegante. Lleva gafas modernas. 
Es alta, delgada y muy guapa. Tiene el pelo rubio y corto. 
Es delgada. Es algo mayor, morena con pelo largo.  Es muy elegante
Es joven y dinámico. Tiene el pelo largo y moreno. Lleva barba y bigote. 

Slide 11 - Sleepvraag

11

Slide 12 - Video

Vamos a jugar
module pág. 36

Slide 13 - Tekstslide

00:36
¿Cómo son los gigantes?
A
son muy grandes
B
son muy altas
C
son muy altos

Slide 14 - Quizvraag

00:45
¿Qué tiene el gigante?

Slide 15 - Open vraag

00:50
¿Cómo es la giganta?
A
es morena y tiene el pelo corto
B
es morena y tiene el pelo largo
C
es moreno y tiene el pelo largo

Slide 16 - Quizvraag

00:59
El gigante lleva......y tiene.....
A
gafas, la boca grande
B
el pelo corto, la nariz grande
C
gafas, la nariz grande
D
el pelo corto, la boca grande

Slide 17 - Quizvraag

01:09
¿Cómo es la giganta?

Slide 18 - Open vraag

01:27
¿Cómo es el pelo?
A
corto y liso
B
corto y rizado
C
largo y rizado
D
largo y liso

Slide 19 - Quizvraag

01:36
Este gigante es.....

Slide 20 - Open vraag

02:02
El gigante tiene ...

Slide 21 - Open vraag

02:19
Es.... y tiene la cabeza muy ....
A
alto, grande
B
bajo, pequeña
C
bajo, grande
D
alto, pequeña

Slide 22 - Quizvraag

02:47
El gigante es....

Slide 23 - Open vraag

03:13
El gigante es ......, tiene....., y el pelo......
A
rubio, barba, rizado
B
moreno, bigote, rizado
C
moreno, barba, liso
D
moreno, barba, rizado

Slide 24 - Quizvraag

Los deberes
Leren: aanwijzend vnw.

HUISWERK

Slide 25 - Tekstslide