In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Dit is wat jullie bij deel A en een deel van B hebben geleerd:
* Weet jij welke werkzaamheden in een leefstijlcentrum zijn. * Heb jij opgeschreven welke doelgroepen gebruik maken van een leefstijlcentrum * Kun jij het doel van een leefstijlcentrum opschrijven
Slide 2 - Tekstslide
Deel B2: Beleven-Deel C Bewust leven
Vraag: Wat hebben jullie allemaal beleefd bij deel B van dit boek?
Vraag: Zijn jullie goed voorbereid om met deel C aan de slag te gaan?
Slide 3 - Tekstslide
De leerdoelen bij Deel C
Je moet:
-Een draaiboek kunnen maken
-Bij het uitvoeren van activiteiten als gastheer/-vrouw:
gasten welkom heten,
-Bij het voorbereiden van activiteiten:
informatie kunnen verzamelen, een flyer kunnen maken en een sociale kaart maken.
Slide 4 - Tekstslide
Bekijk de film van deel C van de les
Welke rol is er voor de sociaal-cultureel werker?
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Bewust Gezond Leven
Kennis: signaleren, preventie
Levensstijl: Bewust kiezen, geloven dat het kan
Gedrag: meer sporten, minder roken.
Geen drank en drugs
Slide 7 - Tekstslide
Gezonde levensstijl
Slide 8 - Tekstslide
www.alcoholinfo.nl
Slide 9 - Link
Genotsmiddel
Genotsmiddelen zijn middelen die je een goed gevoel geven.
Genotsmiddelen kunnen ongezond zijn.
Slide 10 - Tekstslide
Wat doen genotsmiddelen met je lichaam?
Wat doen genotsmiddelen met je lichaam?
Slide 11 - Tekstslide
Werken in een leefstijlcentrum
quiz
Slide 12 - Tekstslide
Pubers en genotsmiddelen
Wie heeft wel eens genotsmiddelen gebruikt?
Wat zijn genotsmiddelen?
Waarom is dat leuk/fijn om te doen?
Is het gebruik van genotsmiddelen gevaarlijk?
Waarom wel/niet?
Slide 13 - Tekstslide
Wat is een harddrugs?
A
wiet
B
xtc
C
alcohol
D
hasj
Slide 14 - Quizvraag
Je werkt in een leefstijlcentrum. In welke sector werk je dan?
A
in de zorg
B
in het onderwijs
C
in de marketing
D
in het welzijnswerk
Slide 15 - Quizvraag
Hoe noem je een communicatiemiddelen waarmee je een grote groep mensen kunt bereiken, zoals internet, radio, televisie, kranten en tijdschriften.
A
sociale media
B
massamedia
C
individuele media
D
personal media
Slide 16 - Quizvraag
Voor een activiteit moet je voor 36 personen koffie zetten. Er gaan 6 kopjes uit 1 liter.
Hoeveel liter koffie moet je zetten om elke persoon 1 kopje koffie aan te bieden?