In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 10 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets par 3 en 4
Slide 1 - Tekstslide
Wat hoort niet bij de arbeidsomstandigheden in de fabriek tijdens de industriële revolutie?
A
Hoge lonen
B
Onveilige machines
C
Ongezonde lucht
D
Afwisselend werk
Slide 2 - Quizvraag
Zet in de juiste chronologische volgorde
1
2
3
4
Begin industrialisatie Nederland
Periode van wederopbouw
Sociale Kwestie
Tweede Wereldoorlog
Slide 3 - Sleepvraag
In welk jaar kregen alle mannen kiesrecht?
A
1917
B
1918
C
1919
D
1920
Slide 4 - Quizvraag
Hoe noemen we de problemen van de arbeiders eind 19de eeuw?
A
Liberale kwestie
B
Corona
C
Sociale kwestie
D
Asociale kwestie
Slide 5 - Quizvraag
Welk begrip past er bij het plaatje?
A
Sociale Kwestie
B
Mechanisatie
C
Industrialisatie
D
Wederopbouw
Slide 6 - Quizvraag
Welke politieke stroming wilde er algemeen kiesrecht?
A
Socialisten
B
Liberalen
C
Confessionelen
D
Populisten
Slide 7 - Quizvraag
Wat past het beste bij de afbeelding?
A
Wederopbouw
B
Industrialisatie
C
Luxe-artikelen
D
Vakantie
Slide 8 - Quizvraag
Welke politieke partij hoort er bij de socialisten?
A
VVD
B
SDAP
C
ARP
D
D66
Slide 9 - Quizvraag
Hoe noemen we de periode na WOII in Nederland?
A
de Verlichting
B
Wederopbouw
C
Multiculturele samenleving
D
Industrialisatie
Slide 10 - Quizvraag
Wat is geen reden voor de invoering van het Marshallplan?
A
Handel met Europa op gang brengen
B
Zorgen voor rust en vrede
C
Verspreiding van het communisme
D
Politieke invloed krijgen in Europa
Slide 11 - Quizvraag
Uit welke periode komt de bron?
A
periode 1865-1890
B
periode 1930-1940
C
periode 1945-1955
D
periode 1955-1973
Slide 12 - Quizvraag
Vanaf wanneer gaat het echt veel beter met de Nederlandse economie na WOII?
A
Jaren '50
B
Jaren '60
C
Jaren '70
D
Jaren '80
Slide 13 - Quizvraag
Veel Turkse en Marokkanen kwamen in de jaren '60 binnen als?
A
Vluchteling
B
Seizoensmigrant
C
Gastarbeider
D
Migrant uit de kolonien
Slide 14 - Quizvraag
Wat past het beste bij het plaatje?
A
Fietsles
B
Oliecrisis
C
Wederopbouw
D
Industrialisatie
Slide 15 - Quizvraag
Noem twee luxe-artikelen die in jaren '60 door Nederlanders gekocht konden worden.
A
Laptop en auto
B
Auto en mobiele telefoon
C
Auto en televisie
D
Koelkast en mobiele telefoon
Slide 16 - Quizvraag
Wie bedacht het kinderwetje van 1874?
A
Johan Rudolf Thorbecke
B
Mark Rutte
C
Koning Willem III
D
Samuel van Houten
Slide 17 - Quizvraag
Vanaf wanneer gaat het echt veel beter met de Nederlandse economie na WOII?
A
Jaren '50
B
Jaren '60
C
Jaren '70
D
Jaren '80
Slide 18 - Quizvraag
Welke twee oorzaken zorgden voor de verminderde werkgelegenheid van laaggeschoolde mensen?
A
Machines nemen het werk over en werk verdwijnt naar Amerika
B
Werk verdwijnt naar hoge lonenlanden en de regering wil geen productiewerk meer
C
Machines nemen het werk over en werd verdwijnt naar lagelonenlanden
D
Machines nemen het werk over en veel fabrieken moesten sluiten ivm milieuvervuiling
Slide 19 - Quizvraag
⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?
"Ik kom op voor de belangen van de arbeiders."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist
Slide 20 - Quizvraag
Deze opdracht gaat over de manier waarop Nederland in de 19e eeuw een echt industrieland werd. Geef van elke zin aan of deze juist of onjuist is.
1. De industrialisatie in Nederland begon rond 1865, toen de textielnijverheid overging op industriële productiemethodes. 2. De industrialisatie had tot gevolg dat de werkgelegenheid in de Nederlandse landbouw steeds verder toenam. 3. De industrie in Nederland had veel last van de concurrentie van de Duitse industrie, en groeide daardoor maar langzaam.
A
1. juist, 2. onjuist, 3. onjuist
B
1. onjuist, 2. onjuist, 3. onjuist
C
1. juist, 2. juist, 3. onjuist
D
1. juist, 2. onjuist, 3. juist
Slide 21 - Quizvraag
Bestudeer de bron over erwten dorsen in 1935.
Op de foto is te zien hoe een boerenfamilie in 1935 de erwten dorste. Links gaat het afgemaaide gewas de dorsmachine in, rechts wordt het erwtenstro (de rest van de planten, zonder de erwten) afgevoerd.
Welke uitspraak over de bron is juist?
A
De foto bewijst dat de stoommachine in de jaren 1930 nog steeds een belangrijke krachtbron was voor de Nederlandse landbouw.
B
De foto is een ongeschreven historische bron waaruit je informatie kunt halen over de mechanisatie van de landbouw in Nederland.
C
De foto komt uit de tijd dat de mechanisatie pas was begonnen en de eerste landbouwmachines net op de markt waren gekomen.