Summary of the tenses part 1

Crash Course Grammar, part 1
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Crash Course Grammar, part 1

Slide 1 - Tekstslide

Today's programme
  • Present simple/continuous
  • Past simple/continuous

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
Na deze les..
  • weet je wanneer en hoe de present simple en present continous gebruikt worden
  • weet je wanneer en hoe de past simple en past continous gebruikt worden

Slide 3 - Tekstslide

Present simple (onvoltooid tegenwoordige tijd)

Gebruikt: bij feiten/gewoonten/regelmaat/ tijdschema's

 I/you/we/they = hele werkwoord (work/dance/kiss)

He/she/it = hele ww + (e)s (kisses, pushes, dances)


- She always buys new clothes online.

- He dances with Bert every week.

- We never work together.


Slide 4 - Tekstslide

Present continuous



Gebruik: als iets nu (niet) aan de gang is of waar iemand nu (niet) mee bezig is.

Am/are/is + ww + ing


- My friend is talking to the sales assistant at the moment.

- I am not writing at the moment.

- Are you walking the dog?










Slide 5 - Tekstslide

Peter can’t come to the phone. He has / is having a bath right now.

Slide 6 - Open vraag

He makes / is making his bed every day.

Slide 7 - Open vraag

Look! She kisses / is kissing him.

Slide 8 - Open vraag

Alec reads / is reading a book before he goes to sleep every night.

Slide 9 - Open vraag

Carl is in bed. He sleeps / is sleeping.

Slide 10 - Open vraag

Past simple (onvoltooid verleden tijd)



Gebruik als iets in het verleden gebeurde en het duidelijk of belangrijk wanneer dat was.
Gewoon: ww + -ed. Vraag: did + hele ww. Ontkenning: didn't + hele ww

- Last weekend, I bought a new pair of jeans.

- Did I buy a new pair of jeans last weekend?

- I didn't buy a new pair of jeans last weekend.







Slide 11 - Tekstslide

Past simple (onvoltooid verleden tijd)



Let op de spelling!
e valt weg als je hem niet hoort: love -> loved
soms dubbele medeklinker i.v.m. de uitspraak: stop -> stopped
y na medeklinker -> ie: try -> tried
l verdubbelt in werkwoord als: travel -> travelled







Slide 12 - Tekstslide

Past continuous



Gebruik als iets een tijdje in het verleden aan de gang was of iemand ergens mee bezig was. Anders dan de Past Simple! (wordt soms wel samen gebruikt).

Vorm: was/were + (not) + werkwoord+ ing

- She was walking the dog.

- She was not walking the dog.

- Was she walking the dog?

Slide 13 - Tekstslide

The strangest thing happened / was happening when we was / were on holiday last year.

Slide 14 - Open vraag

We walked / were walking on the beach when we saw / were seeing something floating in the water.

Slide 15 - Open vraag

I said / was saying that we should have a look at what it was, so I jumped / was jumping into the water.

Slide 16 - Open vraag

Yesterday I __________ (to watch) TV when the phone __________ (to ring).
A
watched & rung
B
watched & rang
C
was watching & was ringing
D
was watching & rang

Slide 17 - Quizvraag

It was my mum. She______(to say) she ___(to shop) in town for some clothes for me for the party next weekend.
A
was saying & was shopping
B
said & was shopping
C
was saying & was shopped
D
said & shopped

Slide 18 - Quizvraag

I’m so happy! Yesterday I __________(see) Paul again.
A
have seen
B
see
C
saw
D
was see

Slide 19 - Quizvraag

I __________ (have) dinner with Jessica when he __________ (come) into the dining hall.
A
haves & come
B
had & was coming
C
having & comes
D
was having & came

Slide 20 - Quizvraag

Jessica told me I __________ (blush) while he __________ (talk) to us.
A
blushed & was talking
B
was blushed & was talking
C
am blushing & was talking
D
was blushed & talked

Slide 21 - Quizvraag

Check doelen
Na deze les..
  • weet je wanneer en hoe de present simple en present continous gebruikt worden
  • weet je wanneer en hoe de past simple en past continous gebruikt worden

Slide 22 - Tekstslide