3 Key:
1 fine / boete
2 pickpocket / zakkenroller
3 robbery / beroving
4 prison / gevangenis
4 Example key:
1 witness: A person who sees a crime happen.
2 guilty: When a person has done something against the law.
3 innocent: When people think someone has done something but he/she didn't.
4 judge: The person who decides if a criminal is guilty or not and his/her punishment
7 Example key (49 woorden):
Beste John,
Jack the Ripper was een moordenaar die in London leefde tijdens de 19e eeuw. Niemand weet wie hij is, maar laatst dacht iemand dat hij de zaak had opgelost. Hij had een kledingstuk gevonden die van de moordenaar is geweest. Helaas konden ze geen betrouwbaar resultaat krijgen.
Ik dacht dat dit je misschien kon helpen met je presentatie! Tot snel!