Paragraaf 3.1: De Verlichting (deel 1 en 2) 2024

Paragraaf 3.1 De Verlichting (deel 1)

§3.1| De pruikentijd 
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 3.1 De Verlichting (deel 1)

§3.1| De pruikentijd 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een planetarium?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Video

Leerdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Standensamenleving FR sinds ME

Eerste stand

Geestelijkheid
- Geen belasting 
   betalen
- Wel voorrechten

Tweede stand

Adel
- Geen belasting 
   betalen
- Wel voorrechten

Derde stand

Boeren en burgers
- Wel belasting 
   betalen
- Geen voorrechten

Slide 5 - Tekstslide

Ancien régime
  • = Frans: 'het bestuur van vroeger'.

  • 1e en 2e stand had allemaal:
  • privileges (voorrechten).

  • Zo hoefden zij geen belasting te betalen. 




Slide 6 - Tekstslide

Derde stand
Bovenste laag
rijke burgers (kooplieden, rechters en bankiers)
Onderste laag:
arme loonarbeiders & boeren

Midden:
ambachtslieden & winkeliers

Slide 7 - Tekstslide

Conclusie
Boeren: erg arm + rijke stedelingen: niks te vertellen in het bestuur.

Slide 8 - Tekstslide

Conclusie: katholieke kerk --> sterke invloed op Franse samenleving.

Slide 9 - Tekstslide

De Wetenschappelijke Revolutie (voorkennis)

Slide 10 - Tekstslide

De wetenschappelijke revolutie vond alleen plaats in de Republiek
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Door goed te kijken, denken en meten gingen de wetenschappers op zoek naar God
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

De telescoop en de microscoop zijn uitvindingen uit de tijd van De Wetenschappelijke Revolutie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Waarover kreeg Galileo Galilei ruzie met de kerk?
A
Hij ontdekte dat de aarde rond was
B
Hij ontdekte dat de aarde om de zon draait
C
Hij vond dat de kerk te veel rijkdom had
D
Hij ontkende het bestaan van god

Slide 14 - Quizvraag

De Wetenschappelijke Revolutie
Wat deden onderzoekers?
  • Men ging observeren;
  • Men ging experimenteren;
  • Men ging redeneren. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Je hebt een afbeelding bekeken.
Wat doet deze onderzoeker?
A
Observeren
B
Experimenteren
C
Redeneren

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Je hebt een afbeelding bekeken.
Wat doen deze onderzoekers?
A
Observeren
B
Experimenteren
C
Redeneren

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Je hebt een afbeelding bekeken.
Wat doen deze scholieren?
A
Observeren
B
Experimenteren
C
Redeneren

Slide 21 - Quizvraag

De Verlichting
Wetenschappelijke 'feiten' uit de Middeleeuwen bleken vaak niet te kloppen.
  • Als de 'feiten' niet kloppen; wat klopt er nog meer niet?
  • Nadat men steeds meer ging twijfelen over de 'bestaande' wetenschap ging men ook kritisch kijken naar de maatschappij.

Slide 22 - Tekstslide

Welke kritiek had men op de (standen)samenleving
  • Men stelde de volgende vragen;
  • Waarom heeft de koning eigenlijk alle macht?
  • Waarom betaalt enkel de derde stand belasting?
  • Waarom bepaalt jouw geboorte de stand waarin je opgroeit?
  • Moeten mensen niet allemaal dezelfde rechten hebben?

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Paragraaf 3.1 De Verlichting (deel 2)

§3.1| De pruikentijd 

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen

Slide 26 - Tekstslide

Kritische filosofen
Montesquiue vroeg zich af waarom één iemand de macht had over iedereen. Hij kwam met het concept; De Trias politica.
Voltaire vroeg zich af waarom de kerk zoveel macht had? 
Locke: waarom maatschappij in drie standen was verdeeld.
Volk geeft de koning macht --> mogen een slechte koning afzetten.
Trias Politica betekend scheiding van de machten;
- Wetgevende macht; parlement
- Uitvoerende macht; bestuur van een land
- Controlerende macht; rechters

Slide 27 - Tekstslide

Waar had Locke kritiek op?
A
Dat de aarde niet plat is
B
Dat kerk niet ons gedrag moest bepalen
C
De macht niet bij één persoon moet liggen
D
Dat mensen geen gelijke regels hebben

Slide 28 - Quizvraag

Wetgevende macht
Controlerende macht
Uitvoerende macht

Slide 29 - Sleepvraag

Waar had Voltaire kritiek op?
A
Dat de aarde niet plat is
B
Dat de kerk niet het gedrag van mensen moest bepalen
C
De macht niet bij één persoon moet liggen
D
Dat mensen geen gelijke regels hebben

Slide 30 - Quizvraag

Aardbeving Lissabon (1755): een straf van God?

Slide 31 - Tekstslide

Reactie Voltaire:
''Zul jij, terwijl de stervende stemmen roepen, durven reageren op dit weerzinwekkende schouwspel van rokende as met: ''Dit is het noodzakelijke effect van de eeuwige wetten die vrijelijk door God zijn gekozen?''

Wat bedoelt Voltaire hiermee?

Slide 32 - Tekstslide

De Verlichters en het geloof
Verlichte denkers:
  • Logisch of rationeel denken 
  • Begrepen de wereld beter, kon ook de wereld verbeteren.
  • God heeft de aarde gemaakt, maar grijpt niet in.
  • Er is niet 1 waar geloof.
  • Wees kritisch!

Voltaire. (1694-1778)

Slide 33 - Tekstslide

De Verlichters en het geloof
Gevolg:
  • Vóór religieuze tolerantie (verdraagzaamheid).
  • Tegen een grote invloed van de kerk.
  • Vóór wetenschappelijke bewijzen.
Voltaire. (1694-1778)

Slide 34 - Tekstslide

En het ancien régime dan...?
Verlichte denkers:
  • Een koning is er voor het volk.
  • Volk mag een slechte koning afzetten.
  • Echte macht ligt bij het volk.

Gevolg:
  • Tegen absolutisme.
  • Vóór democratie.

Slide 35 - Tekstslide

Ga aan de slag!
Maak opdracht 5 t/m 14 van paragraaf 3.1.
Na de vakantie: tekenopdracht....dus potloden mee!


timer
5:00

Slide 36 - Tekstslide

De Verlichters en politiek II
John Locke (Eng. 1632-1704)
Het volk geeft de koning macht en zij mogen een slechte koning afzetten.

Charles de Montesquieu (Fr. 1689-1755)
Trias Politica, de scheiding der machten

Jean Jacques Rousseau (Fr. 1712-1778)
Volksvertegenwoordiging doet wat het volk wilt.

Slide 37 - Tekstslide

De Verlichters en gelijkheid
Verlichters
  • Mensen zijn gelijk en vrij

Gevolg
  • Tegen standenmaatschappij
  • Tegen slavernij/slavenhandel (Abolitionisme)

Slide 38 - Tekstslide

De Franse standensamenleving

Nederland verloor zijn economische voorsprong aan Engeland, Schotland en Frankrijk.
Rond Parijs ontstonden enorme bedrijven die textiel, wapens of luxe goederen maakten. De landbouw bleef wel het grootste middel van bestaan in Frankrijk. Veel boeren gingen gebukt onder de verplichtingen van de lokale adel. Frankrijk had een standensamenleving.

Er waren enorme verschillen tussen de eerste, tweede en de derde stand (adel, geestelijkheid en boeren/burgers)
Driekwart van alle belastingen waren indirecte belastingen die voornamelijk werden betaald door de derde stand. Hierdoor leden de derde stand het meest van de hoge staatsuitgaven.

Terwijl de adel en de geestelijkheid vrijgesteld zijn van belastingen, zijn het vooral de boeren die de zwaarste lasten moeten dragen. (Ets, 18de eeuw, auteur onbekend)

Slide 39 - Tekstslide

Reactie koningen
Ideeën van de Verlichting verbieden

Of

Sommige ideeën overnemen, zolang de vorst alle macht houdt.
= Verlicht absolutisme

Slide 40 - Tekstslide

0

Slide 41 - Video