2.2 gerund

English
The 23rd of November
Ms. Derks
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

English
The 23rd of November
Ms. Derks

Slide 1 - Tekstslide

Plan for today

  • Listening 2.2
  • Grammar 2.2

Slide 2 - Tekstslide

Goals


• At the end of this lesson you can answer questions about a fragment.
• At the end of this lesson you can use -ing form in English.




Slide 3 - Tekstslide

Let's get to work!
 NU ENGELS 
2.2 - ex. 1 & 2
Read grammar explanation!
Need help? Ask your neighbour first.


Done? Doorwerken aan exam prep


timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Gerund

Slide 5 - Tekstslide

Verb + ing
 a verb (ww) + ing = noun (zelfstandig naamwoord)
We call this: the gerund

shop (verb) + ing = shopping (noun)               = gerund
game (verb) + ing = gaming                                  = gerund
eat (verb) + ing = eating                                            = gerund 

Slide 6 - Tekstslide

Een gerund is het hele werkwoord + ing dat als zelfstandig naamwoord wordt gebruikt. Je gebruikt de gerund:

  1. Als onderwerp van een zin.



Bedenk een ander voorbeeld waarbij je de gerund als onderwerp in een zin gebruikt.
Smoking is bad for your health.
Roken in slecht voor je gezondheid.

Slide 7 - Tekstslide

When?
Je gebruikt de gerund (ww+ing):

  • Als zelfstandig naamwoord
    Learning makes me smart.
  • Na ww die een mening uitdrukken (hate/ like/ love/enjoy)
    I enjoy playing the guitar
  • Na ww die hetvolgende betekenen: start/ begin/ continue/ stop
    He carries on  drinking Fanta in the morning. 

Slide 8 - Tekstslide

When?
Je gebruikt de gerund (ww+ing:
  • Na voorzetsels (after/ before/ while/ at etc.)
    After visiting you I went to McDonald's.
  • Na bepaalde uitdrukkingen: It's no use / It's (not) worth it / don't mind / to look forward to.
    It's no use washing the dishes now.
  • Na deze ww: miss, avoid, consider, delay, deny, postpone,  risk, etc.).
    They should avoid eating too much fast food. 


Slide 9 - Tekstslide

Wat is de gerund van 'read'?
A
Reader
B
Readed
C
Reading
D
Reads

Slide 10 - Quizvraag

De gerund gebruik je na ww die meningen uitdrukken
A
True
B
False

Slide 11 - Quizvraag

Na de present simple gebruik je de gerund.
A
True
B
False

Slide 12 - Quizvraag

Na voorzetsels gebruik je de gerund.
A
True
B
False

Slide 13 - Quizvraag

My family and I really enjoy .... to the park on weekends.
A
To go
B
Going
C
both a & b are correct.

Slide 14 - Quizvraag

I invited my friends .... to my birthday party next week.
A
To come
B
Coming
C
Both a & b are correct

Slide 15 - Quizvraag

Before .... in the water, we want ... the safety measures.
A
Swimming - reading
B
To swim - to read
C
To swim - reading
D
Swimming - to read

Slide 16 - Quizvraag


use the gerund 

Slide 17 - Open vraag


use the gerund 

Slide 18 - Open vraag

Let's get to work!
Nu Engels 2.2
Ex. 1 t/m 4 (also grammar & extra grammar)
Read grammar explanation
Need help? Ask your neighbour first.

Done? Doorwerken exam prep


timer
30:00

Slide 19 - Tekstslide