Lezen signaalwoorden verbanden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3

Aan het einde van de les:

- Je oefent in het herkennen en gebruiken van signaalwoorden 

- Je kent de tekstverbanden opsomming, voorbeelden en tegenstelling

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

 OPSOMMING

herken je aan signaalwoorden zoals:

• ten eerste, ten tweede, ten slotte
• om te beginnen
• ook (nog)
• verder
• en
• dubbele punt (:)
• liggende streepje (-)
• getallen (1, 2, 3)

 TEGENSTELLING

herken je aan signaalwoorden zoals:

• tegenover
• maar
• hoewel
• echter
• toch
• aan de ene kant ... aan de andere kant

VOORBEELD 

herken je aan signaalwoorden zoals:

• bijvoorbeeld
• zo
• zoals
• denk aan
• neem nou
• onder andere
  

Lees  de tekst

Wat wordt opgesomd bij nummer 4?

Aan welke twee signaalwoorden herken je de opsomming bij nummer 4?

Hoe kun je bij nummer 5 zien dat er iets opgesomd wordt?

Welk signaalwoord voor tegenstelling staat bij nummer 6?

Uit hoeveel delen bestaat de opsomming bij nummer 7?

Waarvan worden voorbeelden gegeven bij nummer 8?

Voor welk publiek is de tekst geschreven?

1. voor bedrijven die stagiaires zoeken
2. voor jongeren van het vmbo
3. voor ouders van jongeren

Aan het werk

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Wat had ik anders kunnen doen in deze les?

Aan het einde van de les:

- Je oefent in het herkennen en gebruiken van signaalwoorden 

- Je kent de tekstverbanden opsomming, voorbeelden en tegenstelling