Edelen en kerk bestuurden samen met de koning het land
Edelen en kerk betaalden geen belasting
Burgers hadden niks te zeggen
Ze waren arm, hadden weinig te eten, moesten veel belasting betalen
Het volk pikt dit niet meer
Leerdoel:
Je kan uitleggen waarom de burgers van Frankrijk boos werden op hun koning
Begrippen:
edelen
De Franse Revolutie
1
Boze burgers
Koning Lodewijk XVI van Frankrijk
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
De samenleving van Frankrijk:
De koning had alle macht
Edelen en kerk bestuurden samen met de koning het land
Edelen en kerk betaalden geen belasting
Burgers hadden niks te zeggen
Ze waren arm, hadden weinig te eten, moesten veel belasting betalen
Het volk pikt dit niet meer
Leerdoel:
Je kan uitleggen waarom de burgers van Frankrijk boos werden op hun koning
Begrippen:
edelen
De Franse Revolutie
1
Boze burgers
Koning Lodewijk XVI van Frankrijk
Slide 1 - Tekstslide
14 juli 1789: bestorming gevangenis Bastille
Begin van de Franse Revolutie.
De macht wordt afgepakt van koning, adel en kerk. De koning wordt gevangen gezet.
Doel:
Leerdoel:
Je kunt uitleggen hoe de burgers van Frankrijk in protest kwamen tegen de Franse koning
Begrippen:
revolutie
De Franse Revolutie
2
Revolutie!
Iedereen in Frankrijk moet vrij en gelijk zijn!
Vrijheid, gelijkheid, broederschap!
Slide 2 - Tekstslide
De Franse Revolutie had gevolgen:
kastelen, kerken, kloosters vernield
koning en koningin onthoofd
er kwam een grondwet: alle rechten en plichten van de mensen
Leerdoel:
Je kan uitleggen wat de gevolgen waren van de Franse Revolutie
Begrippen:
guillotine
De Franse Revolutie
3
De koning is dood!
Slide 3 - Tekstslide
De Franse Revolutie
3
De koning is dood!
Onrust en chaos in Frankrijk
1 man grijpt de macht: Napoleon Bonaparte
Hij bracht rust en orde terug
Weer 1 man aan de macht
Revolutie voorbij!
Napoleon kroonde zichzelf als keizer
Slide 4 - Tekstslide
Nederland in de 18e eeuw:
republiek
de macht lag bij de adel en de kooplieden
Gouden Eeuw was voorbij
Nederland was niet meer zo machtig
Burgers hadden weinig eten en werk
Het was allemaal de schuld van de leiders
Leerdoel:
Je kan uitleggen waarom de burgers van Nederland ontevreden waren.
Begrippen:
republiek
Nederland
1
Ontevreden burgers
Slide 5 - Tekstslide
Leerdoel:
Je kunt uitleggen wie er in de 18de eeuw de baas was in Nederland en hoe de burgers tegen hem in opstand kwamen.
Begrippen:
stadhouder
patriotten
Nederland
2
Wat een slappeling!
Stadhouder
Willem V
Patriotten
Slappeling
Kwam niet op voor de burgers
Moest vluchten naar Engeland
Kwamen in opstand
Eisten beter bestuur
Kregen hulp van Frankrijk
Slide 6 - Tekstslide
De rijken namen veel van de Fransen over
Franse mode
pruiken
hoepeljurken
geborduurde pakjes
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke invloed de Fransen hadden op Nederland
Begrippen:
Franse mode
Nederland
3
De eerste koning
Slide 7 - Tekstslide
1799-1815: Napoleon is de baas in Europa
1815 eerst Nederlandse koning: Koning Willem I
Nederland
3
De eerste koning
Slide 8 - Tekstslide
Luxeproducten koffie, thee, suiker, tabak
Slaven uit Afrika
Driehoekshandel
Leerdoel:
Je kan uitleggen waarom er slaven uit Afrika werden gehaald
Begrippen:
slaaf
Slaven uit Afrika
1
Slaven halen
Slide 9 - Tekstslide
Werken op de plantage
Mannen en vrouwen apart
Kinderen verkocht
Lijfstraffen
Muziek: blues
Leerdoel:
Je kan uitleggen hoe het leven van de slaven er uitzag
Begrippen:
plantage
Slaven uit Afrika
2
Op de plantage
Slide 10 - Tekstslide
18e eeuw: vrijheid voor mensen. Niet voor slaven!
Vluchten
Mensenrechten stonden in de wet!
Afschaffing van de slavernij
Leerdoel:
Je kan uitleggen hoe er een einde kwam aan de slavernij
Begrippen:
mensenrechten
afschaffing van de slavernij
Slaven uit Afrika
3
Vrijheid, ook voor de slaven?
Slide 11 - Tekstslide
Vul in. Land waarin de bevolking meebeslist over het bestuur.
A
democratie
B
de Republiek
C
monarchie
D
dictatuur
Slide 12 - Quizvraag
Welke uitspraak past bij het absolutisme?
A
'Ik luister altijd naar mijn volk.'
B
'Ik deel mijn macht met mijn ministers.'
C
'Ik regeer alleen en iedereen moet mij gehoorzamen.'
D
'Ik heb zelf geen macht, dat heeft het parlement.'
Slide 13 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding.
Beantwoord daarna de vragen.
Slide 14 - Tekstslide
1
2
3
Bron: 'De boeren hebben het zwaar'. Spotprent uit 1789
Slide 15 - Tekstslide
De mensen in de afbeelding zijn de groepen in de Franse samenleving. Welke groepen horen bij nummer 1, 2 en 3?
Slide 16 - Open vraag
De titel van de afbeelding is 'De boeren hebben het zwaar'. Wat bedoeld de tekenaar daarmee?
A
Mensen uit de eerste stand moesten alle lasten dragen.
B
Mensen uit de tweede stand moesten alle lasten dragen.
C
Mensen uit de derde stand moeten alle lasten dragen.
D
Geen van deze antwoorden is goed.
Slide 17 - Quizvraag
Is de afbeelding een directe of indirecte bron?
A
Direct, want het komt niet uit de tijd zelf.
B
Indirect, want het komt niet uit de tijd zelf.
C
Direct, want het is in dezelfde tijd gemaakt.
D
Indirect, want het is in dezelfde tijd gemaakt.
Slide 18 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding.
Beantwoord daarna de vraag.
Slide 19 - Tekstslide
Bron: In mei 1789 riep koning Lodewijk XVI de drie standen bij elkaar in een vergadering. Schilderij uit 1839.
Slide 20 - Tekstslide
Is de afbeelding een voorbeeld van een directe of indirecte bron? Leg je antwoord uit.
Slide 21 - Open vraag
Vul de juiste woorden in.
Vóór de Verlichting geloofden mensen dat wat de ............................. , de ............................. en de gewoontes zeiden de waarheid was.
De mensen van de Verlichting vertrouwden alleen op hun ............................. en op het doen van ............................. onderzoek.
wetenschappelijk
verstand
kerk
koning
derde stand
Slide 22 - Sleepvraag
Kreeg het Franse volk meer vrijheid door de Franse Revolutie?
Vul in meer of minder vrijeheid.
Meer vrijheid
Minder
vrijheid
De leiders van de revolutie maakten een grondwet.
Frankrijk werd onder Napoleon een dictatuur.
De Fransen bestormden de Bastille.
De koning werd gevangen genomen en afgezet (onthoofd).
Mensen die tegen de revolutie waren, werden opgepakt en gestraft (onthoofd).
Slide 23 - Sleepvraag
De bestorming van de Bastille was het begin van de Franse revolutie!
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Wat was het directe gevolg van de Franse Revolutie?
A
Er was vooral onrust.
B
Er kwam een sterke leider.
C
Iedereen werd onthoofd!
D
Het volkslied werd uitgevonden.
Slide 25 - Quizvraag
Wat waren de 3 ideeën van de Franse Revolutie?
A
vrijheid, slaven, broerschap
B
vrij hebben, gelijk hebben, broeders
C
vrijheid, gelijkheid, broederschap
D
vrijheid, gelijkheid, broer
Slide 26 - Quizvraag
Wat was Napoleon voordat hij koning van Frankrijk werd?
A
Minister
B
Legeraanvoeder
C
Kunstenaar
D
Eigenaar van de snoepjesfabriek 'Napoleon'
Slide 27 - Quizvraag
Bij welke veldslag werd Napoleon definitief verslagen?
A
Slag bij Leipzig
B
Slag bij Waterloo
C
Slag bij Austerlitz
D
Slag bij Metz
Slide 28 - Quizvraag
Wat was de naam van deze koning?
A
Lodewijk XVI
B
Lodewijk XIV
C
Napoleon Bonaparte
D
Willem I
Slide 29 - Quizvraag
Wat is de goede betekenis van het begrip: Verlichting
A
Periode in de zestiende eeuw toen mensen hun kennis wilden vergroten door hun verstand te gebruiken.
B
Periode in de achttiende eeuw toen mensen hun kennis wilden vergroten door hun verstand te gebruiken.
C
Periode in de zeventiende eeuw toen mensen hun kennis wilden vergroten door hun verstand te gebruiken.
D
Periode in de zeventiende en achttiende eeuw toen mensen hun kennis wilden vergroten door hun verstand te gebruiken.
Slide 30 - Quizvraag
Wat is de goede betekenis van het begrip: grondrecht
A
Een recht van de burgers van een land dat in een grondwet is vastgelegd.
B
Een recht van de burgers van een land.
C
Dat wetten zijn vastgelegd in een grondwet.
D
Periode in de achttiende eeuw waarin mensen rechten belangrijk vinden.
Slide 31 - Quizvraag
Wat is de goede betekenis van het begrip: grondwet
A
Een recht van de burgers van een land dat in een grondwet is vastgelegd.
B
Belangrijkste wet van een land. Hierin staan de rechten en plichten van burgers en regering.
C
Wet van een land. Hierin staan de plichten van burgers en regering.
D
Wet van een land. Hierin staan de rechten van de regering.
Slide 32 - Quizvraag
Welke zin past niet bij Napoleon?
A
Hij kwam in 1799 in Frankrijk aan de macht.
B
Hij liet Lodewijk XVI en zijn vrouw onthoofden.
C
Hij maakte van Frankrijk een dictatuur.
D
Hij kroonde zichzelf in 1804 tot keizer.
Slide 33 - Quizvraag
Patriotten zijn...
A
Mensen die een koning steunen
B
Mensen die kritiek hadden op de stadhouder en regenten.