2. Juni mavo 3 Onbepaald lidwoord en bezittelijk voornaamwoord

Mittwoch, den 2. Juni
Nodig!!!!!
-Spiekbrief!
-boek B!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Mittwoch, den 2. Juni
Nodig!!!!!
-Spiekbrief!
-boek B!

Slide 1 - Tekstslide


-Spickzettel
-Buch
-Kugelschreiber und Papier
-stofomschrijving methodetoets 17 juni

Slide 2 - Tekstslide

Wiederholung
1) bepaald & onbepaald lidwoord: (k)ein of (k)eine
2) bezittelijk voornaamwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Bepaald & onbepaald lidwoord
Bepaalde lidwoorden: de & het



Onbepaalde lidwoorden: een & geen

Slide 4 - Tekstslide

Bepaald & onbepaald lidwoord
Bepaalde lidwoorden: de & het

der, die, das, die 

Onbepaalde lidwoorden: een & geen

ein(e), kein(e)

Slide 5 - Tekstslide

(k)ein of (k)eine? 
der- en das- woorden (mannelijk & onzijdig) --> ein  of  kein


die- woorden (vrouwelijk & meervoud) --> eine of keine 

Slide 6 - Tekstslide

(k)ein of (k)eine? 
der- en das- woorden (mannelijk & onzijdig) --> ein  of  kein


die- woorden (vrouwelijk & meervoud) --> eine of keine 

Slide 7 - Tekstslide

Kies het juiste onbepaalde lidwoord:

der Lehrer
A
ein Lehrer
B
eine Lehrer

Slide 8 - Quizvraag

Kies het juiste onbepaalde lidwoord:

die Eltern
A
kein Eltern
B
keine Eltern

Slide 9 - Quizvraag

Kies het juiste onbepaalde lidwoord:

das Heft
A
ein Heft
B
eine Heft

Slide 10 - Quizvraag

Kies het juiste onbepaalde lidwoord:

der Löffel
A
kein Löffel
B
keine Löffel

Slide 11 - Quizvraag

Kies het juiste onbepaalde lidwoord:

die Cola
A
ein Cola
B
eine Cola

Slide 12 - Quizvraag

Kies het juiste onbepaalde lidwoord:

das Essen
A
kein Essen
B
keine Essen

Slide 13 - Quizvraag

Nu zelf: vul het juiste onbepaalde lidwoord in:
das Eis - (een) Eis

Slide 14 - Open vraag

die Kartoffeln - (geen) Kartoffeln

Slide 15 - Open vraag

der Orangensaft - (geen) Orangensaft

Slide 16 - Open vraag

die Tasse - (een) Tasse

Slide 17 - Open vraag

bezittelijk voornaamwoord
Soms wil je niet zeggen: een tas, maar: mijn tas
Of niet: de patat, maar: onze patat

Wat is een bezittelijk voornaamwoord? 

Slide 18 - Tekstslide

bezittelijk voornaamwoord
Soms wil je niet zeggen: een tas, maar: mijn tas
Of niet: de patat, maar: onze patat

Wat is een bezittelijk voornaamwoord? 
na een bezittelijk voornaamwoord volgt een bezit (zelfstandig naamwoord) 

Slide 19 - Tekstslide

bezittelijk voornaamwoord
Er gebeurt hetzelfde als bij het onbepaalde lidwoord: 

bijvoorbeeld:

der Teller- ein Teller- mein Teller
die Suppe - eine Suppe - deine Suppe

Slide 20 - Tekstslide

Mannelijk: geen uitgang
der Kaffee
ein Kaffee
sein Kaffee

der Tee
ein Tee
unser Tee

Slide 21 - Tekstslide

Onzijdig: geen uitgang
das Brot
ein Brot
sein Brot

das Glas
ein Glas
unser Glas

Slide 22 - Tekstslide

Vrouwelijk: wél uitgang
die Flasche
eine Flasche
seine Flasche (je kijkt dus naar het geslacht van het zelfst.nw!)

die Gabel
eine Gabel
unsere Gabel

Slide 23 - Tekstslide

Meervoud: wél uitgang
die Kartoffeln
keine Kartoffeln
seine Kartoffeln

die Nudeln
keine Nudeln
unsere Nudeln

Slide 24 - Tekstslide

-uitlegfilmpje-

Slide 25 - Tekstslide

mijn
jouw
haar
hun
zijn
onze
jullie
uw
unser(e)
sein(e)
mein(e)
ihr(e)
euer/
eure
dein(e)
Ihr(e)

Slide 26 - Sleepvraag

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
der Reis - (mijn) Reis
A
mein
B
meine

Slide 27 - Quizvraag

das Restaurant - (ons) Restaurant
A
unser
B
unsere

Slide 28 - Quizvraag

die Speisekarte - (haar) Speisekarte
A
ihr
B
ihre

Slide 29 - Quizvraag

der Fisch - (jullie) Fisch
A
euer
B
eure

Slide 30 - Quizvraag

die Ananas - (uw) Ananas
A
Ihr
B
Ihre

Slide 31 - Quizvraag

die Pommes - (jouw) Pommes
A
dein
B
deine

Slide 32 - Quizvraag

Probeer nu zelf:
der Nachtisch - (mijn) Nachtisch

Slide 33 - Open vraag

die Rechnung - (zijn) Rechnung

Slide 34 - Open vraag

Dus:
1) der- en das-woorden krijgen bij onbepaalde lidwoorden en     
 bezittelijk voornaamwoorden geen uitgang:
    ein, kein, mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr, Ihr

2) die-woorden krijgen bij onbepaalde lidwoorden en
 bezittelijk voornaamwoorden wél een uitgang: eine, keine (mv!), meine, deine, seine, ihre, unsere, eure, ihre, Ihre

Slide 35 - Tekstslide