2H: past continuous vs past simple

Good afternoon, 2HM1!
Today:
  • Review past simple and past continuous
  • Individual work
  • (Quizlet vocabulary unit 2)

Aan het einde van deze les kun je benoemen wanneer je de past simple and past continuous gebruikt en kun je een werkwoord correct vervoegen naar deze tijden.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Good afternoon, 2HM1!
Today:
  • Review past simple and past continuous
  • Individual work
  • (Quizlet vocabulary unit 2)

Aan het einde van deze les kun je benoemen wanneer je de past simple and past continuous gebruikt en kun je een werkwoord correct vervoegen naar deze tijden.

Slide 1 - Tekstslide

When do you use the past simple?
A
wanneer iets altijd, nooit, regelmatig gebeurt
B
wanneer iets nu aan de gang is
C
wanneer iets in het verleden gebeurd is en het belangrijk is wanneer
D
wanneer iets in het verleden aan de gang was

Slide 2 - Quizvraag

When do you use the past continuous?
A
wanneer iets altijd, nooit, regelmatig gebeurt
B
wanneer iets nu aan de gang is
C
wanneer iets in het verleden gebeurd is en het belangrijk is wanneer
D
wanneer iets in het verleden aan de gang was

Slide 3 - Quizvraag

Complete the sentence.
It ________ (rain) when I walked the dog.
A
is raining
B
rains
C
was raining
D
rained

Slide 4 - Quizvraag

Complete the sentence.
I _________ (dance) at a party last year.
A
danced
B
was dancing
C
dance
D
am dancing

Slide 5 - Quizvraag

Past simple
Je gebruikt de past simple als iets in het verleden is gebeurd en het belangrijk is wanneer het is gebeurd.
 
Signaalwoorden: last night, in 1993, when I was young, three years ago, yesterday, etc.

Conjugations:
Regular   = (+)  verb + -ed          (-) didn't + verb              (?) Did + verb
Irregular = (+) own form             (-) didn't + verb             (?) Did + verb

Slide 6 - Tekstslide

Past continuous
Je gebruikt de past continuous als je zegt wat er op een bepaald moment in het verleden aan de gang was of wat je toen aan het doen was.

Conjugation:
past form of to be (was / were)  +  verb+ing

Slide 7 - Tekstslide

past simple vs past continuous
I was watching TV when the telephone rang.

Slide 8 - Tekstslide

Complete the sentence. Use the past simple or the past continuous.
We _________ (watch) the match yesterday.

Slide 9 - Open vraag

Complete the sentence. Use the past simple or the past continuous.
She _______ (eat) her dinner when Jim arrived.

Slide 10 - Open vraag

Complete the sentence. Use the past simple or the past continuous.
I _______ (breath) very quickly when I ran to the bus.

Slide 11 - Open vraag

Complete the sentence. Use the past simple or the past continuous.
Lisa ________ (feel) very sick this morning.

Slide 12 - Open vraag

Complete the sentence. Use the past simple or the past continuous.
They _______ (travel) through Egypt when she became ill.

Slide 13 - Open vraag

Complete the sentence. Use the past simple or the past continuous.
I ______ (have) coffee when you _____ (call)

Slide 14 - Open vraag

Complete the sentence. Use the past simple or the past continuous.
Vicky ______ (watch) a movie when she ______ (hear) a noise.

Slide 15 - Open vraag

Complete the sentence. Use the past simple or the past continuous.
It ____ (rain) hard when we ____ (leave) the building.

Slide 16 - Open vraag

Time to work!
Do the following assignments on the past simple and past continuous:
  • Self-test unit 2: assignments C and D
  • Catch up unit 2: grammar assignments 1, 2 and 3
  • 20 minutes

Done? Do catch up assignments 4-6 :)                       Good luck!

Slide 17 - Tekstslide

Translate the following sentence.
Ik was door Instagram aan het scrollen toen ik besloot om een TikTok op te nemen.

Slide 18 - Open vraag

Tips en tops
Engels

Slide 19 - Woordweb

Homework
  • Read Hatchet, chapters 16-19 
  • Study the words and phrases U2
  • Finish catch up assignments 1-3 (Unit 2)

Slide 20 - Tekstslide