Argumentatie 1

Welkom h3!
Pak je leesboek.
Leg je lesboek en je schrift ook vast klaar.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom h3!
Pak je leesboek.
Leg je lesboek en je schrift ook vast klaar.

Slide 1 - Tekstslide

lesprogramma
- 10 minuten lezen: boek uit pww 2
- nieuw onderwerp: argumenteren       
grote toets week 4
- samen oefenen
- opdrachten maken §3 --> opdracht 1,2 en 3

Slide 2 - Tekstslide

overzicht week 2, 3 en 4

Slide 3 - Tekstslide

Lezen H3 (1)
Argumentatie

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
- Je weet het verschil tussen standpunt en argument
- Je kunt het onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten
- Je kunt argumentatie weergeven in een blokjesschema

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een standpunt (mening) en een argument?

Slide 6 - Open vraag

Standpunt
  • Wat iemand ergens van vindt
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het eens of oneens ermee zijn

  • Signaalwoorden: ik vind, volgens ons, de schrijver is van mening dat, dus, daarom, kortom, etc.
Voorbeeld: 'Het is jammer dat er zo veel restaurants failliet zijn gegaan.'

Slide 7 - Tekstslide

Argument
  • Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
  • Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, want, de reden hiervoor is, immers...
Voorbeeld: 'PSV' is de beste club uit de Eredivisie (mening), want zij hebben de beste spelers (argument)'.

Slide 8 - Tekstslide

Standpunt: 
Maastricht is een prima stad om een 
excursie voor CKV te organiseren. 
Waarderend argument
Feitelijk argument
In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken.
Maastricht heeft een gezellige binnenstad.

Slide 9 - Sleepvraag

Standpunt: 
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan.
Waarderend argument
Feitelijk 
argument

Reizen met het OV is veel rustiger.
Het OV is goedkoper dan de auto.

Slide 10 - Sleepvraag

Blokjesschema
Argumentatie = standpunt + argument(en)

In een blokjesschema zetten

Slide 11 - Tekstslide

3 vormen van blokjesschema's
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Nevenschikkende argumentatie
  3. Onderschikkende argumentatie

Slide 12 - Tekstslide

Ik vind het fijn om online les te krijgen
Ik kan zelf mijn tijd indelen.
Enkelvoudige argumentatie


want/omdat

Slide 13 - Tekstslide

De hoofdact, Billie Eilish, kwam niet opdagen.
Onderschikkende argumentatie


Het laatste Lowlandsfestival was slecht.
Haar vliegtuig had vertraging waardoor ze het festival miste. 
want
want

Slide 14 - Tekstslide

Volgens specialisten presteren leerlingen beter in een ouderwets onderwijssysteem
Ze luisteren beter naar de  docenten in de klas dan in een digitale les.
Nevenschikkende argumentatie


Ze hebben de structuur van een reguliere schooldag nodig.
want
want
en

Slide 15 - Tekstslide

 Basisschema's
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie

Slide 16 - Sleepvraag

Standpunt
Argument 1
Argument 2
Uit onderzoek van California State University blijkt dat intensief gebruik van sociale media kan leiden tot een persoonlijkheidsstoornis.
Het lijkt me daarom een goed idee om minder tijd te besteden aan Facebook.
Bovendien zijn er leukere dingen in het leven dan selfies posten.

Slide 17 - Sleepvraag

Maak opdr. 1 (par. 3), blz. 19
Klaar? --> verder met opdr. 2

Morgen: opdr. 1 af

Slide 18 - Tekstslide