Je kent het verschil tussen een natuurlijke en kunstmatige lichtbron.
Je kan uitleggen waardoor de kleur van een voorwerp wordt bepaald.
Je weet wat er nodig is om een voorwerp te kunnen zien
Je kanhet verschil tussen de echte of ingebeelde kleur verklaren
Je kent het verschil tussen lichtabsorptie en licht weerkaatsing
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
HET KLEURENSPECTRUM
Kan jij dit verklaren?
Wat gebeurt er met het licht?
Wat toont deze proef aan?
Slide 8 - Tekstslide
Maak een regenboog
Wat zie je?
Maak in je schrift een tekening van wat je hebt gezien
Thuis
opdracht
Wat heb je nodig?
zonlicht
lang, hoog glas
wit vel papier
water
Wat ga je doen?
Vul het glas met water.
Zet het glas water neer, zorg dat er veel zonlicht op valt.
Wacht tot het water niet meer beweegt.
Beweeg het papier rondom het glas water en probeer een regenboog op het papier te laten verschijnen.
Slide 9 - Tekstslide
De spectrometer
Elke lichtbron heeft een ander spectrum.
Deze kan je bekijken met een spectroscoop.
Bekijk verschillende lichtbronnen:
gloeilamp, TL, kaarsm daglicht,
brander met blauwe of gele vlam,
natriumlamp, blacklight
Info
Wat ga je doen?
Bekijk verschillende lichtbronnen en vergelijk het spectrum.
Beschrijf met woorden of via een tekening het spectrum van enkele lichtbronnen waarvan het spectrum erg van elkaar verschilt.
Beantwoord enkele vragen:
Welke lichtbronnen hebben een vrijwel continu spectrum?
Welke lichtbronnen geven een duidelijk emissiespectrum?
Slide 10 - Tekstslide
Maak je eigen spectrometer
Wat heb je nodig?
• Een lege keukenrol
• Een lege opneembare cd
• Een stuk zwart, hard karton (1 mm dik, 5 cm x 5 cm groot)
• Een rol duct-tape en normaal plakband.
• Een potlood, een stevige schaar en een scherp mesje
Stap 1: de spleet
Neem het stuk karton, zet de keukenrol erbovenop en teken met het potlood de omtrek van de keukenrol op het karton. Knip daarna dit cirkeltje uit.
Knip het cirkeltje zo precies mogelijk doormidden.
Plak een van de helften met een beetje plakband vast op het uiteinde van de keukenrol.
Plak de tweede helft er naast. Laat een klein spleetje tussen de twee helften over. Het spleetje moet overal ongeveer een halve millimeter breed zijn.
Gebruik de duct-tape om de cirkelhelften rondom goed op de keukenrol te plakken. Zorg dat er nergens licht binnen kan komen, behalve door de spleet zelf.
Trek over de lengte van de keukenrol twee potloodstrepen om aan te geven in welke richting de spleet loopt.
Zet de keukenrol met de spleet naar beneden op je werkblad.
Leg het stukje cd met de kant waar het label zat naar beneden. Op die manier kan deze kant niet meer vies worden.
Verschuif en draai het stukje totdat het ligt zoals op de foto hieronder. De manier waarop het stukje gedraaid ligt ten opzichte van de spleet is belangrijk! Als je cd maar gedeeltelijk doorzichtig is, zorg er dan voor dat dit deel zo goed in het midden komt te zitten.
Plak het stukje vast met twee stukjes tape.
Knip de uitstekende stukjes cd zo netjes mogelijk af zonder het stukje te verschuiven.
Plak de cd rondom met duct-tape stevig en lichtdicht vast. Zorg dat het doorzichtige ge-deelte van de cd vrij blijft.
plaatjes
Slide 12 - Tekstslide
Stap 2: de tralie
Vraag bij deze stap eventueel hulp aan je docent.
Neem de lege cd en knip hem in vier kwarten.
Leg de stukjes met de label naar boven op je werkblad.
Snij met een mesje de buiten- en binnenrand van de cd eraf zodat enkel het gelabelde deel van de cd overblijft.
Plak netjes een paar stroken duct-tape op de label. Zorg dat het tape overal goed plakt. Er mogen geen luchtbelletjes onder zitten. Wrijf goed over de tape heen om te zorgen dat het echt plakt.
Trek de tape er weer vanaf. De label zit nu aan de tape vast en de cd is als het goed is gedeeltelijk of compleet doorzichtig. Probeer met je vingers niet aan de kant van de cd te zitten waar het label zat. Je kunt deze kant namelijk niet goed schoonmaken!
plaatjes
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
HET KLEURENSPECTRUM
Slide 15 - Tekstslide
Met een spectroscoop kan je achterhalen uit welk materiaal een ster bestaat.
Slide 16 - Tekstslide
DE REGENBOOG
Slide 17 - Tekstslide
De regenboog
Welke kleuren zie je?
Wat is de volgorde van de kleuren?
Kan jij uitleggen hoe een regenboog ontstaat?
Maak een aantekening in je schrift
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Slide 20 - Video
Slide 21 - Video
De waterdruppel heeft hetzelfde effect als een prisma.
Hij zorgt ervoor dat het "witte" zonlicht wordt gesplitst in allerlei kleuren.
Of je iets kan zien hangt af van verschillende factoren.
Waarnemen is overigens iets anders dan observeren. Het een doe je vaak onbewust, terwijl observeren gericht is waarbij je jouw waarnemingen continu interpreteert.
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Welke kleuren worden geabsorbeerd door een rood oppervlak?
A
Rood
B
Blauw
C
Geel
D
Groen
Slide 29 - Quizvraag
Waarom zie je bij maanlicht geen kleur
A
Staafjes zien geen kleur
B
Kegeltjes zien geen kleur
C
Er is geen kleur aanwezig
Slide 30 - Quizvraag
Voor welke kleuren zijn de kegeltjes in het oog NIET gevoelig
A
rood
B
geel
C
blauw
D
geen
Slide 31 - Quizvraag
De meeste kleurenblinden kunnen geen rood en groen onderscheiden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quizvraag
Onder een gekleurde lamp kunnen gekleurde voorwerpen zwart lijken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 33 - Quizvraag
Met drie kleuren kun je alle kleuren van de regenboog maken
A
Waar
B
Niet waar
Slide 34 - Quizvraag
Een kleuren televisie werkt met rode, gele en blauwe pixels.