210125 1tk-du

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 1

Heute im Unterricht...

Kontrolle: Aufgabe 14, Wie man Hunde nicht begrüßt.

Machen: 15, 16 und 17

Wenn es noch Zeit gibt: Grammatik, Verben im Präsens.

Aufgabe 14

a) In het eerste deel staat hoe je honden niet moet begroeten en in het tweede deel staat hoe je dat juist wel moet doen.
b) 1. Im ersten Teil fühlt er sich schlecht + Im zweiten Teil fühlt er sich gut

2. A

3. Nicht nach Ihm greifen oder ihn umarmen.  3

Nicht den Hund anschreien oder quietschen. 5

Nicht über den Hund beugen und von oben seinen Kopf streicheln. 2

Nicht seien Kopf packen und küssen (dadurch fühlt er sich bedrängt). 6

Nicht über den Hund beugen und sich vor seinem Gesicht hin- und herbewegen. 1

Nicht in seine Augen starren (Anstarren empfinden Hunde als Bedrohung). 4

Aufgabe 14

4. Twee van de volgende adviezen:

Geen oogcontact dus kijk naar zijn lichaam of naast de hond.

Wachten tot de hond naar je toe komt.

Met jouw zijkant of rug naar de hond toe staan.

Aan de zijkant van zijn lichaam, zijn kop of zijn rug aaien.

5. Dan kan de hond zo gestrest raken dat hij bijt.

c) C

beißen

1. beven
2. bewegen
3. bijten

Leute

1. dieren
2. kinderen
3. mensen

Körper

1. koppen
2. lichaam
3. neus

Rücken

1. buik
2. rug
3. tong

nähern

1. dichterbij komen
2. namaken
3. zich verwijderen

empfinden

1. ervaren
2. verraden
3. vinden

LEES OPDRACHT 16. KIES DE INLEIDING DIE HET BESTE BIJ DE TEKST PAST. KLIK OP A, B OF C

1. Es ist Antwort A
2. Es ist Antwort B
3. Es ist Antwort C

Aufgabe 17

We lezen samen de tekst over Lawinehonden

1. Bij Lawines worden honden ingezet om mensen te ...

2. Honden zijn hiervoor geschikt omdat ze zo'n goede ... hebben.

3. Ze kunnen mensen tot wel ... meter onder de sneeuw opsporen.

Sint Bernards zijn niet geschikt voor dit werk omdat ze te ... zijn.

Geschikte hondenrassen zijn de ..., de ... en de ...