Leesvaardigheid 319CH: signaalwoorden-argumenten-standpunten

Lesinhoud + lesdoelen
Planning
Je test je spellingskennis op het gebied van c/k.
Signaalwoorden: je weet wat dit zijn en bent in staat voorbeelden hiervan te geven
Argumentatie: je herkent standpunten en argumenten én herkent type argumenten (feitelijk/waarderend)

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Lesinhoud + lesdoelen
Planning
Je test je spellingskennis op het gebied van c/k.
Signaalwoorden: je weet wat dit zijn en bent in staat voorbeelden hiervan te geven
Argumentatie: je herkent standpunten en argumenten én herkent type argumenten (feitelijk/waarderend)

Slide 1 - Tekstslide

Planning
19 mei: les
26 mei: examen Aangifte
2 juni: laatste les Nederlands (boekopdrachten gemaakt en toetsen gemaakt voor overgang leerjaar 3)
8 juni: lees- en luisterexamen 2F

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les
https://www.websitevoordepolitie.nl/content/uploads/2021/03/TVDP-2021-1-Webversie.pdf

De noodzaak van herstelgericht werken bij de politie

Woordenschat: weet je de betekenis nog?

 


Slide 3 - Tekstslide

Interventie
Context
Vergelding
Genoegdoening
Perspectief
Mediation

Slide 4 - Tekstslide

Doel: zelfde toon binnen het korps
Woorden met een c of k: dictee

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord?
  • Verbindingswoorden 
  • Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s
  • Examen: herkennen en verbanden benoemen (mpc)

  • Welke verbanden zijn er zoal?
  • Tijd-Opsomming-Tegenstelling-Oorzaak/Gevolg-Doel/middel-Voorbeeld-Verklaring/Argument-Voorwaarde-Samenvatting/Conclusie

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht
Geef bij elk verband minstens 3 signaalwoorden:
Tijd                                                              Verklaring/Argument
Opsomming                                             Voorwaarde
Tegenstelling                                  Samenvatting/Conclusie
Oorzaak/Gevolg                         Doel/middel
Voorbeeld
Tip: Maak er een zin mee.
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 8 - Tekstslide

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 9 - Tekstslide

Tegenstelling
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)

Slide 10 - Tekstslide

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 11 - Tekstslide

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van

Slide 12 - Tekstslide


Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Slide 13 - Tekstslide

Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,

Slide 14 - Tekstslide

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat

Slide 15 - Tekstslide

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Standpunt
Wat is het? Hoe herken je het?
  • Ik vind
  • Ik denk
  • Volgens mij
  • Dus
  • Kortom
  • Daarom

Slide 18 - Tekstslide

Argumenten
  • Wat zijn argumenten? Standpunt vs argument
  • Waar herken je argumenten aan?
  • Want
  • Omdat
  • Aangezien
  • Immers
  • Namelijk

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Mening, standpunt

Met een mening maakt de schrijver duidelijk hoe hij ergens tegenaan kijkt. Een ander woord voor mening is standpunt.

Soms herken je een standpunt aan bepaalde woorden, welke woorden?



Slide 21 - Tekstslide

Mening, standpunt

Met een mening maakt de schrijver duidelijk hoe hij ergens tegenaan kijkt. Een ander woord voor mening is standpunt.



Soms herken je een standpunt aan onderstaande woorden, maar vaak moet je het als lezer maar uitzoeken.

Ik vind dat ... 
Volgens mij ... 
Dus ... 
Je zou ... moeten doen 
Ik denk ... 
Kortom ... 
Daarom ...

Slide 22 - Tekstslide

Argumenten

Zonder argumenten heeft jouw mening weinig waarde. Je moet je standpunt kunnen onderbouwen.

Hoe meer de argumenten bestand zijn tegen kritiek, hoe sterker ze zijn.

Feitelijke uitspraken zijn sterker. Ze zijn waar of onwaar.
Welk woordgebruik past hierbij?



Slide 23 - Tekstslide

Argumenten

Zonder argumenten heeft jouw mening weinig waarde. Je moet je standpunt kunnen onderbouwen.

Hoe meer de argumenten bestand zijn tegen kritiek, hoe sterker ze zijn.

Feitelijke uitspraken zijn sterker. Ze zijn waar of onwaar.



Je kunt argumenten vaak herkennen aan signaalwoorden:
omdat
doordat
want

Slide 24 - Tekstslide

standpunt
argument
We kunnen beter een beveiligingsbedrijf inhuren.
Er zijn inmiddels meer dan genoeg iPads verdwenen.
Ik weet niet of ik voor of tegen een rookverbod ben.
Ik weet er eerlijk gezegd nog te weinig van af.
Bij de vorige James Bondfilm kwam veel geweld voor.
Ik denk niet dat ik meega naar de nieuwe Bondfilm.
Er komt geen poes in huis.
Ik ben allergisch voor katten.
Ik ga nooit meer naar Lowlands.
De laatste keer ben ik een week ziek geweest.
Op de vorige toets haalde ik een onvoldoende.
Deze toets zal wel heel lastig worden.

Slide 25 - Sleepvraag

soorten argumenten
Feitelijke argumenten
Dit zijn uitspraken waarvan de schrijver denkt dat ze waar zijn. Let op: een feitelijk argument hoeft niet waar te zijn. Ze zijn wel controleerbaar.

Trump is de populairste president ooit (standpunt), want bij zijn inhuldiging was de grootste menigte ooit (feitelijk argument - maar wel onwaar).

Slide 26 - Tekstslide

soorten argumenten
Waarderende argumenten
Dit zijn uitspraken met een waardeoordeel. De schrijver vindt ergens iets van (goed-slecht, mooi-lelijk, wenselijk-onwenselijk)

Trump is de beste president ooit (standpunt), want zijn haar zit altijd zo goed (waarderend argument).

Slide 27 - Tekstslide

Hieronder zie korte teksten met een standpunt en een argument. Sleep alleen het argument. Bepaal of het een feitelijk argument is of een waardererend argument.
feitelijk
waarderend
De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij.
Je kunt er beter niet aan deelnemen.
Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen.
Hij is immers veruit de beste in de debatten.
Omdat je met een scooter een grotere kans loopt op een ernstig ongeluk dan op een fiets,
lijkt het me verstandig scooters te verbieden.

Slide 28 - Sleepvraag

Ik begrijp het begrip signaalwoorden volledig
Mee eens
Mee oneens

Slide 29 - Poll

Ik begrijp de theorie rondom standpunten en argumenten
Mee eens
Mee oneens

Slide 30 - Poll

Woordenschat
Waarom is een grote woordenschat belangrijk?

Ga naar quizlet.live
Voer de volgende code in: ............

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link