In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Goedemorgen
Vandaag hebben we het over kracht en arbeid
Slide 1 - Tekstslide
Programma van deze les
Terugblik vorige les
nieuwe lesstof: 4.3 kracht en arbeid
Zelfstandig aan de slag met opdrachten
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Combineer de juiste uitspraken over de resultante met de soort beweging.
De beweging is versneld
De beweging van het voorwerp verandert niet
De beweging is vertraagd
Het voorwerp verandert alleen van bewegingsrichting
De resultante werkt in de bewegingsrichting
De resultante op het voorwerp is gelijk aan 0 N
De resultante werkt tegen de bewegingsrichting in
De resultante staat loodrecht op de bewegingsrichting.
Slide 3 - Sleepvraag
Op een auto werkt een kracht van 620 N in de rijrichting en een wrijvingskracht van 120 N. Hoe groot is de nettokracht? Is de beweging versneld of vertraagd?
A
Nettokracht = 500 N
De beweging is versneld
B
Nettokracht = 740 N
De beweging is versneld
C
Nettokracht = 500 N
De beweging is vertraagd
D
Nettokracht = 740 N
De beweging is vertraagd
Slide 4 - Quizvraag
Wanneer is de remkracht het grootst?
(m)
A
Bij een droge weg
B
Bij ijs
C
Bij sneeuw (met winterbanden)
D
Bij sneeuw (zonder winterbanden)
Slide 5 - Quizvraag
4.3: kracht en arbeid
Leerdoelen:
Je kunt verschillende manieren beschrijven om een voortstuwende kracht te produceren.
Je kunt uitleggen dat arbeid afhangt van de afstand en de voortstuwende kracht en je kunt hieraan rekenen.
Je kunt een energiestroomdiagram tekenen en toelichten.
Je kunt uitleggen dat de arbeid even groot is als de hoeveelheid nuttig gebruikte energie.
Slide 6 - Tekstslide
Bewegen op aarde
Om te blijven bewegen op aarde is altijd een kracht nodig.
Dit komt omdat er altijd weerstandskrachten zijn.
Voorbeeld: in een auto is dat de kracht van de motor.
Slide 7 - Tekstslide
Energie
Om die kracht te kunnen leveren is energie nodig.
Voorbeeld: In de auto levert de benzine chemische energie aan de motor.
(Als de benzine op is, dan rijdt de auto niet meer.)
Slide 8 - Tekstslide
Energievormen die beweging mogelijk maken:
Slide 9 - Woordweb
Energie om te bewegen
Chemische energie: fietsen.
Elektrische energie: trein.
Bewegingsenergie: zeilboot.
Slide 10 - Tekstslide
Arbeid
De energie uit benzine in een auto kan maar voor een deel worden gebruikt om de auto te verplaatsen.
Dit is het nuttige deel van de gebruikte energie: Arbeid
Slide 11 - Tekstslide
Arbeid
Hoeveel arbeid er wordt verricht hangt af van de afstand en van de geleverde kracht.
W= arbeid die de kracht verricht in Nm
F= de kracht op het bewegende voorwerp in N
s= de afgelegde weg in m
W=F⋅s
Slide 12 - Tekstslide
Arbeid is het nuttige deel van de verbruikte energie: het deel dat wordt gebruikt voor verplaatsing.
Slide 13 - Tekstslide
Energie en arbeid
Arbeid is evenredig met de nuttig gebruikte energie, daarom zijn ook de eenheden van energie en arbeid op elkaar afgestemd:
1 Joule (J) = 1 Newtonmeter (Nm).
Arbeid zelf geen vorm van energie, maar is een proces waarbij energie wordt omgezet.
Slide 14 - Tekstslide
Rendement
Met de formule kun je makkelijk bepalen hoeveel energie nuttig is gebruikt, als je de afgelegde afstand en de geleverde voortstuwende kracht weet.
Als je ook weet hoeveel energie in totaal is gebruikt, dan kun je het rendement berekenen