In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom 1D!
Ga lekker zitten volgens de plattegrond.
Leg het volgende vast op tafel:
leesboek
schrift + etui
laptop (dicht)
Slide 1 - Tekstslide
Welkom 1D!
Ga lekker zitten volgens de plattegrond.
Leg het volgende vast op tafel:
leesboek
schrift + etui
laptop (dicht)
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Pak je leesboek en ga lekker lezen!
Slide 4 - Tekstslide
Vandaag ...
Recensie afmaken
Feedback geven
Controleren spelling en werkwoordspelling
Doelen van de les: Ik kan een overtuigende tekst schrijven. + Ik kan in een zin hoofdletters en leestekens correct gebruiken
Slide 5 - Tekstslide
Hoe ziet een recensie eruit?
Slide 6 - Woordweb
Hoe ziet een recensie eruit?
Schrijf eerst op waar het boek, de film .... over gaat. / Wat het voor product, winkel, ... is. Geef een korte samenvatting. Verklap niet alles! Geef je mening nog niet.
Schrijf daarna een paar dingen op die je nog meer weet (hoofdpersonen, vestigingen, verbeteringen ...) Schrijf op wat je mooi of interessant vindt of juist vervelend. Leg ook uit waarom je dit mooi of vervelend vindt
Schrijf als laatste op wat je uiteindelijk van het boek, de film, het product, winkel, .... vindt. Mooi, spannend, grappig, leuk, vervelend, ..... Benoem of je het aanraadt aan anderen en waarom (niet).
Slide 7 - Tekstslide
Aan de slag!
Schrijf zelfstandig een recensie over een activiteit in de kerstvakantie
Ben je ergens geweest?
Heb je iets gedaan?
Heb je iets gegeten?
Gebruik de stappen op de vorige slide.
Voeg ook sterren toe (1 - 5). Gebruik ongeveer 150 - 200 woorden.
Let op de spelling: werkwoorden, hoofdletters, leestekens, meervouden
timer
15:00
Slide 8 - Tekstslide
Feedback
Geef jouw klasgenoot feedback m.b.v. het formulier.
Je werkt zelfstandig.
Klaar?
Check jouw eigen tekst op spelling (hoofdletters, leestekens) en werkwoordspelling.
Verwerk de gekregen feedback.
timer
15:00
Slide 9 - Tekstslide
Spelling en werkwoordspelling
Pak de hoofdstukken van de vorige toets erbij.
Begin elke zin met een hoofdletter.
Eindig elke zin met een punt.
Zijn de namen met een hoofdletter geschreven?
Heb je de komma's op de juiste plek gezet?
Zijn de zinnen niet te lang?
Controleer de werkwoorden: zijn deze correct gespeld?
