Politiek en samenleving

Burgers en stoommachines
Politiek en samenleving

M/H: paragraaf 3.3
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Burgers en stoommachines
Politiek en samenleving

M/H: paragraaf 3.3

Slide 1 - Tekstslide

Industriele revolutie
In de 19e eeuw

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kan vijf politieke stromingen benoemen en uitleggen

2. Je kan uitleggen waardoor de positie van vrouwen veranderde

Slide 3 - Tekstslide

Socialisten
  • Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen

  • Betere arbeidersomstandigheden (o.a. meer loon)

  • Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht (ook met stakingen en demonstraties)

  • Links in de politiek

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Confessionelen
  • Confessie = geloof (Protestant/Rooms-katholiek)

  • Ongelijkheid, omdat God het zo wil

  • Bijzondere scholen moesten ook geld krijgen van de overheid

  • Midden in de politiek 

Slide 6 - Tekstslide

Liberalen

  • Nachtwakersstaat: overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid

  • Economie helemaal vrij laten

  • Sociale wetten kosten teveel geld

  • Rechts in de politiek

Slide 7 - Tekstslide


Feminisme



  • Vrouwen die opkomen voor de (gelijke) rechten van de vrouw
  • Zoals kiesrecht en het worden toegelaten op universiteiten

Slide 8 - Tekstslide


Vereeniging voor 
Vrouwenkiesrecht (VVVK)


- Wilhelmina Drucker
- Aletta Jacobs

Slide 9 - Tekstslide

Conservatieven
  • 'Onfatsoenlijk'

  • 'Alles moet het zelfde blijven'

  • 'De rol van de vrouw is binnenshuis'

  • 'Politiek is geen plek voor vrouwen'

Slide 10 - Tekstslide

Video
Vroeger en zo: Aletta strijdt voor vrouwen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Burgers en stoommachines
Politiek en samenleving

M/H: paragraaf 3.3 

Slide 13 - Tekstslide

Programma
1. Herhaling: quizv over de vorige les 
2. Nieuwe uitleg (aantekeningen)
3. Werken uit het boek

Slide 14 - Tekstslide

Wat is socialisme?
A
Streven naar een samenleving met zoveel mogelijk vrijheid
B
Streven naar een maatschappij zonder bestuur
C
Streven naar een samenleving waarin mensen een bestuur kiezen
D
Streven naar een samenleving met zoveel mogelijk gelijkheid

Slide 15 - Quizvraag

Wie zijn de aanhangers van het socialisme in de 19e eeuw?
A
Arbeiders
B
Boeren
C
Rijke burgers
D
Adel

Slide 16 - Quizvraag

Welke woorden horen bij socialisme?
A
Gelijkheid, algemeen kiesrecht, verdeling rijkdom
B
Gelijkheid, geloof, ieder voor zich, algemeen kiesrecht
C
Arbeiders, geloof, armoede, sociale kwestie
D
Arbeiders, vereniging, schoolstrijd, overheid

Slide 17 - Quizvraag

Wie was de grondlegger (bedenker) van het socialisme?
A
B
C
D

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het kernwoord van het socialisme?
A
Vrijheid
B
Gelijkheid
C
Alles bij het oude houden
D
Geloof

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen confessionele partij in Nederland?
A
CU
B
SGP
C
CDA
D
PVV

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn confessionelen?
A
Politieke partijen met een geloof
B
Politieke groep die meer vrijheid wil
C
Politieke groep die strijd voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen
D
Politieke groep die meer gelijkheid wil

Slide 21 - Quizvraag

Confessionelen in de 19e eeuw en de mening over vrouwenkiesrecht?
A
Ja!
B
Twijfel
C
Nee!

Slide 22 - Quizvraag

De confessionelen zijn de?
A
Liberalen en socialisten
B
Liberalen en katholieken
C
Katholieken en protestanten
D
Protestanten en socialisten

Slide 23 - Quizvraag

Wie waren de liberalen?
A
De geestelijken
B
De koningsgezinden
C
De arbeiders
D
De rijken

Slide 24 - Quizvraag

Liberalen willen?
A
Vrijheid voor de bevolking
B
Meer rechten voor de arbeiders

Slide 25 - Quizvraag

Liberalen waren over het algemeen:
A
Ondernemers
B
Arbeiders

Slide 26 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de liberalen?
A
vrijheid
B
fabrikanten
C
gelijkheid
D
rijke burgers

Slide 27 - Quizvraag

Wat willen liberalen?
A
Dingen behouden zoals ze zijn
B
Mensen moeten hun eigen keuzes maken
C
Dat alles van iedereen is
D
De overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met de economie

Slide 28 - Quizvraag

Belangrijkste doel van het feminisme in de 19e eeuw?
A
Gelijk loon man-vrouw
B
Recht vrouw om buitenhuis te mogen werken
C
Algemeen kiesrecht
D
Er was geen feminisme in de 19e eeuw

Slide 29 - Quizvraag

Is de tekenaar een voor- of tegenstander van het feminisme?
A
Voorstander
B
Tegenstander

Slide 30 - Quizvraag

Met het vrouwenkiesrecht in 1919 eindigde het feminisme?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

De sociale kwestie
 = de discussie over de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders.

De socialisten vonden dit heel erg belangrijk, want ze wilde dit verbeteren!

Slide 33 - Tekstslide

1880

Slide 34 - Tekstslide

1900

Slide 35 - Tekstslide

Langzaam verbetering
  •  1874: Kinderwetje van Van Houten

  • 1900: Leerplichtwet 

  •  1901: Woningwet 

  • 1917: Algemeen Kiesrecht voor mannen

  • 1919: Algemeen kiesrecht voor vrouwen

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Zelfstandig werken
- Lees (M/H) paragraaf 3.3

- M/H: maak opdracht 1 t/m 4 

Slide 38 - Tekstslide