Ec Bekeken:4t H5.3 +5.4



  • Veel handel (export en import) met het buitenland.  

  • Bij een open economie zijn de exportquote en importquote groot

  • BV: Nederland


  • Weinig tot geen handel met het buitenland.

  • Bij een gesloten economie zijn de exportquote en importquote klein

  • BV: Noord Korea
Open economie
Gesloten economie
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les



  • Veel handel (export en import) met het buitenland.  

  • Bij een open economie zijn de exportquote en importquote groot

  • BV: Nederland


  • Weinig tot geen handel met het buitenland.

  • Bij een gesloten economie zijn de exportquote en importquote klein

  • BV: Noord Korea
Open economie
Gesloten economie

Slide 1 - Tekstslide

WAAROM Open Economie
We hebben een open economie, omdat we nu eenmaal niet alles zelf kunnen maken. 
Dus we importeren veel (producten uit buitenland kopen) en we exporteren veel (producten aan buitenland verkopen).

Slide 2 - Tekstslide

Internationale arbeidsverdeling
Een gevolg van globalisering is een toename van de internationale arbeidsverdeling. Dit betekent dat een product wordt gemaakt en geëxporteerd door het land dat dit het beste en goedkoopste kan.


Slide 3 - Tekstslide

Betalingsbalans
De betalingsbalans (of goederenbalans) geeft een overzicht van de exportwaarde en de importwaarde van goederen. Het verschil tussen de export- en importwaarde noem je het saldo van de betalingsbalans.

Slide 4 - Tekstslide

Dekkingsgraad
In hoeverre kun je met de export de import betalen?

Dit noem je de dekkingsgraad

Export : Import x 100

Slide 5 - Tekstslide

Saldo van de betalingsbalans is .......
A
import - export
B
export - import
C
inkomsten - uitgaven

Slide 6 - Quizvraag

Internationale arbeidsverdeling is:
A
Elk land produceert waar hij goed en goedkoop in is.
B
Elk land produceert hetzelfde product

Slide 7 - Quizvraag

een open Economie is:
A
Geen grenzen in dit land
B
Veel export
C
Veel import
D
Een land dat afhankelijk is van de import en export

Slide 8 - Quizvraag

De betalingsbalans is:
A
Een overzicht
B
Een overzicht van betalingen aan het buiteland
C
Een overzicht van betalingen
D
Een overzicht van betalingen uit binnen en buitenland

Slide 9 - Quizvraag

VRIJHANDEL

Slide 10 - Tekstslide

Kartel
= Verboden prijsafspraken (bij wet)

Waarom kartel vormen:
Om onderlinge concurrentie te beperken

Slide 11 - Tekstslide

Vrijhandel, voordelig of nadelig?
Nadeel
  • Door buitenlandse concurrentie kunnen bedrijven failliet gaan.

Voordelen
  • Landen gaan zich specialiseren in een bepaald onderdeel van het productieproces.
  • Bedrijven kunnen hun producten en diensten verkopen in andere landen van de wereld.

Slide 12 - Tekstslide

Voordelen vrijhandel
Export stijgt
Werkgelegenheid stijgt

Nadeel:
Bedrijven verplaatsen zich naar lage loon landen. Want daar kunnen ze goedkoper produceren

Slide 13 - Tekstslide

Betalingsbalans
Als je meer exporteert dan importeert dan heb je een overschot op de betalingsbalans. (vb export is 400 miljoen en de import is 100 miljoen= +300 miljoen)

Als je meer importeert dan exporteert dan heb je een tekort op de betalingsbalans. (vb export is 400 miljoen en de import is 500 miljoen= - 100 miljoen)

Slide 14 - Tekstslide

Wat is juist over ‘vrij verkeer van personen en goederen’ in de EU?
A
EU-inwoners hoeven geen paspoort (of ID-pas) te hebben om binnen de EU te reizen.
B
EU-inwoners mogen in een ander EU-land gaan wonen.
C
Iedereen mag naar de EU komen om spullen te kopen en verkopen.
D
Iedereen mag de EU in- en uitreizen, met handbagage.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is vrijhandel?
A
Iedereen is vrij om te doen en laten wat hij/zij wil
B
Een land heeft hoge in- en uitvoercijfers
C
een land heeft dan geen in-/uitvoer beperkingen
D
een land mag dan niet meer dan 5.500 auto's uit Azië invoeren

Slide 16 - Quizvraag

Wat is vrij verkeer van goederen?
A
Iedere EU-burger mag in alle EU-landen werken
B
EU-burgers mogen in alle landen een rekening openen
C
Consumenten mogen in alle EU-landen producten kopen
D
EU-burgers mogen wonen en reizen in alle EU-landen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een kartel?
A
Een groep bedrijven die prijsafspraken maakt
B
Een groep ministers die afspraken maken.
C
Een groep mensen die demonstreren.
D
Een groep werknemers die een CAO willen.

Slide 18 - Quizvraag

Onder welk vrij verkeer valt het plaatje hiernaast?
A
Vrij verkeer van goederen
B
Vrij verkeer van diensten
C
Vrij verkeer van personen
D
Vrij verkeer van kapitaal

Slide 19 - Quizvraag