oefenen PWW2 hst 3 en 4

oefenen PWW 2 hst 3 en 4
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

oefenen PWW 2 hst 3 en 4

Slide 1 - Tekstslide

1. Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving?


Inkomen dat volgens de overheid minimaal nodig is om van te leven.

Slide 2 - Tekstslide

1. antwoord
sociaal minimum

Slide 3 - Tekstslide

2. Gebruik de tabel. Sid heeft 3 kinderen, een dochter van 5 jaar en twee zonen van 13 jaar.
Bereken hoeveel kinderbijslag Sid gemiddeld per maand ontvangt voor zijn kinderen.



Kinderbijslag in euro per kwartaal per kind
leeftijd bedrag
0 t/m 5 jaar € 219,97
6 t/m 11 jaar € 267,10
12 t/m 17 jaar € 314,24

Slide 4 - Tekstslide

2. antwoord
(1x € 219,97 + 2x € 314,24) : 3 = €282,82

Slide 5 - Tekstslide

Sanne koopt een huis van € 185.000. Ze sluit voor dit bedrag een hypotheek af. Het rentepercentage is vast en bedraagt 4,5%. Ze lost de hypotheek in 30 jaar af door elke maand hetzelfde bedrag af te lossen.

 
a) Bereken hoeveel hypotheekrente Sanne de eerste maand betaalt.
b) Hoeveel lost ze die maand af? Laat je berekeningen zien.

Slide 6 - Tekstslide

3. Mia heeft een nieuwe auto gekocht. De auto die ze gekocht heeft, weegt 1276 kg. Mia woont in de provincie Noord-Holland. Haar auto rijdt op lpg3. Bereken hoeveel Mia per maand moet betalen aan motorrijtuigenbelasting? 

Slide 7 - Tekstslide

3. antwoord
€230 :3 = €76,67

Slide 8 - Tekstslide

4. Ank rijdt 27.000 kilometer per jaar. Haar auto verbruikt 1 liter per 19 kilometer. De benzine kost €1,87 per liter. De waarde van haar auto vermindert met € 4.000 per jaar. De overige kosten van Anks auto zijn €1.050 per jaar. Bereken hoeveel de kilometerprijs bedraagt van Anks auto.

Slide 9 - Tekstslide

4. antwoord
kosten
benzinekosten: 27.000 : 19 x €1,87 = €2.657,37
afschrijvingen: €4.000
overige kosten: €1.050

totale kosten : aantal kilometers = kosten per kilometer
(€2.657,37 + €4.000 + €1.050) : 27.000 = €0,29

Slide 10 - Tekstslide

5. Hoeveel verdient 75% rijkste mensen in een land?

Slide 11 - Tekstslide

5. antwoord
De 75% rijkste mensen zijn iedereen van 25% tot 100% van de bevolking.
De eerste 25% (de armste) kun je aflezen dat is namelijk 5% van alle inkomens.
De rest 75% (rijkste) verdient dus de rest van alle inkomens.
Dus 100% - 5% = 95%

Slide 12 - Tekstslide

6. Wieke heeft een huis gekocht voor € 478.000 k.k. Ze sluit een hypotheek van € 430.000. De rest van de koopsom en de bijkomende kosten financiert ze met haar spaargeld. Bereken hoeveel Wieke betaalt aan bijkomende kosten.

 




Bijkomende kosten bij de aankoop van Wiekes huis
overdrachtsbelasting 2% van koopsom
provisie makelaar 1,85% van koopsom
kosten notaris 0,7% van koopsom
kosten hypotheeklening 1,0% van lening

Slide 13 - Tekstslide

6. antwoord
€ 478.000 : 100 x(2 + 1,85 + 0,7) = €21.749
€430.000: 100 x 1 = €4.300
totaal: €21.749 + €4.300 = €26.049

Slide 14 - Tekstslide

7. Gebruik de tabel. Mees heeft drie schadeverzekeringen bij één verzekeraar ondergebracht. Hij krijgt daarom een pakketkorting van 8% op de premies exclusief assurantiebelasting.

Bereken hoeveel premie Mees per maand betaalt voor deze verzekeringen (inclusief de assurantiebelasting). Laat je berekening zien.

Slide 15 - Tekstslide

7. antwoord
€195 + €98 + €35 = €328
€328 : 100 x 92 = €301,76
€301,76 x 1,21 =€365,13
€365,13 : 12 = €30,43

(100% - 8% = 92% nog betalen)

Slide 16 - Tekstslide

8. Welke woonlasten hebben zowel de bewoners van een huurhuis als de eigenaren van een koophuis en welke juist niet?

Slide 17 - Tekstslide

9. Hans heeft twee kinderen van zes en acht een andere zorgverzekeraar genomen. De basispremie is € 154 per persoon per maand. Hij heeft een eigen risico genomen van € 300.
Bereken hoeveel premie hij betaalt voor zijn gezin per jaar voor de basiszorgverzekering. Laat je berekening zien.

Slide 18 - Tekstslide

9. antwoord
€154 x 2 x 12 - €99 - €99 = €3.498
€154 =premie
2 = aantal betalen personen
12 = aantal maanden
€99 = korting per persoon

Slide 19 - Tekstslide

10. Meneer Becker heeft een inboedelverzekering gesloten met een verzekerd bedrag van € 40.000. Na een brand is er een schade van € 30.000 aan de inboedel. De verzekeraar taxeert de waarde van de inboedel op €55.000.

Bereken welk bedrag door de verzekeraar wordt vergoed. Laat je berekening zien.

Slide 20 - Tekstslide

10. antwoord
formule onderverzekeringsbreuk:
verzekerd bedrag : werkelijke waarde x schade bedrag = € uit te keren door de verzekering
€40.000 : €55.000 x €30.000 = €21.818,18

De rest van de schade moet de verzekerde zelf betalen

Slide 21 - Tekstslide

11. Wat is het voordeel wanneer je een variabele rente hebt op je hypotheek? 

Slide 22 - Tekstslide

11. antwoord
Wanneer de rente daalt betaal je minder.

Slide 23 - Tekstslide

Wat is/zijn ook alweer...
  • leidinggevende en uitvoerende functies
  • budgetteren
  • voorlopig koopcontract 
  • premie
  • eigen risico
  • onderverzekering
  • AVP 

Slide 24 - Tekstslide