Formuleren H6: zinnen symmetrisch formuleren en correct begrenzen
Aan het eind van de les:
kun je incongruentie herkennen;
kun je onjuiste inversie herkennen;
kun je symmetriefouten herkennen en verbeteren;
kun je onjuist begrensde zinnen herkennen en verbeteren.
Slide 3 - Tekstslide
Huiswerk
Maandag 4 december:
Grammatica (Zinsdelen) H4:
opdr. 1, 2, 4, 8
Formuleren H4: opdr. 1 t/m 3 + 7
Slide 4 - Tekstslide
Huiswerk
Donderdag 7 december:
Formuleren H4: opdr. 1 t/m 3 + 7
Formuleren H6: opdr. 1, 2, 6
Slide 5 - Tekstslide
congruentie
Slide 6 - Woordweb
Congruentie
In zinnen komt de persoonsvorm in persoon en getal overeen met het onderwerp: congruentie. Dit houdt in dat bij een enkelvoudig onderwerp een enkelvoudige persoonsvorm hoort.
VB: Ik loop naar school. / Wij lopen naar school.
Als persoonsvorm en getal niet overeenkomen: incongruentie.
Meestal is dit niet moeilijk, maar er zijn een paar lastige gevallen, zie volgende dia.
Slide 7 - Tekstslide
Incongruentie
Het onderwerp is meervoud, maar wordt voor enkelvoud aangezien:
De mediaschrijft veel onzin over deze bekende Nederlander.
Het onderwerp (ow) lijkt meervoud, maar is enkelvoud, omdat de kern enkelvoud is:
Uit de enquête bleek dat de meerderheidvan de leerlingen tegen
frisdrankautomaten waren.
.
Slide 8 - Tekstslide
Incongruentie
De pv en het ow staan ver uit elkaar en daartussen staan andere zinsdelen met een ander getal dan het ow:
Het schijnt dat het stadsbestuurde komende jaren binnen de grachten geen nieuwe parkeerplaatsen voor auto’s meer willen aanleggen.
Slide 9 - Tekstslide
Oudere mensen beweren vaak dat de jeugd van tegenwoordig geen enkel respect meer voor hen hebben.
A
congruentie
B
incongruentie
Slide 10 - Quizvraag
Uit onderzoek blijkt dat dertien procent van de Nederlanders niet goed kan lezen en schrijven.
A
congruentie
B
incongruentie
Slide 11 - Quizvraag
Een paar echte designerschoenen van een bekende ontwerper brengen op een veiling zo duizenden euro op.
A
congruentie
B
incongruentie
Slide 12 - Quizvraag
inversie
Slide 13 - Woordweb
Inversie
In veel zinnen staat het onderwerp op de eerste plaats in de zin, vóór de persoonsvorm: (OP)
VB: Iedereen (ow) / verlangt (pv) / naar het leuke weekend.
Als in een zin het onderwerp achter de persoonsvorm staat > inversie (PO). VB: Naar het het leuke weekend / verlangt (pv) / iedereen (ow).
Slide 14 - Tekstslide
Onjuiste inversie
Wanneer in een zin het onderwerp achter de persoonsvorm staat, heet dat inversie. In nevengeschikte zinnen (en, of, maar, want, dus) is soms sprake van onjuiste inversie:
Zaterdagmiddag heb ik in Thialf naar de WK Sprint gekeken en (-) was ik 's avonds pas om 10 uur weer thuis.
Op de plek van het streepje moet dan hetzelfde woord staan als het woord dat in deel 1 voor de persoonsvorm staat.
Slide 15 - Tekstslide
Onjuiste inversie
Zaterdagmiddag heb ik in Thialf naar de WK Sprint gekeken en (-) was ik 's avonds pas om 10 uur weer thuis.
Zaterdagmiddag heb ik in Thialf naar de WK Sprint gekeken en 's avonds was ik pas om 10 uur weer thuis.
of
Zaterdagmiddag heb ik in Thialf naar de WK Sprint gekeken en ik was pas ’s avonds om 10 uur weer thuis.
Slide 16 - Tekstslide
Formuleren H6
symmetrie en correct begrenzen
Slide 17 - Tekstslide
Terugblik: enkelvoudige en samengestelde zinnen
Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm
VB: Evelien werkt bij de bakker.
Samengestelde zin: zin met meer dan 1 persoonsvorm
VB: Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes.
Slide 18 - Tekstslide
Terugblik: hoofd- en bijzinnen
Als een zin twee persoonsvormen heeft, is het een samengestelde zin. Deze samengestelde zin bestaat uit hoofdzinnen of hoofd- en bijzinnen.
Slide 19 - Tekstslide
Hoofdzin
De hoofdzin kun je op de volgende manier herkennen:
Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen.
De persoonsvorm staat voorin de zin; het is het eerste of tweede zinsdeel.
Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes.
Slide 20 - Tekstslide
Bijzin
De bijzin kun je op de volgende manier herkennen:
Het onderwerp en de persoonsvorm staan niet naast elkaar. Je kunt er andere zinsdelen tussen zetten.
De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.
Omdat Evelien graag koekjes bakt, werkt zij bij de bakker.
Slide 21 - Tekstslide
Symmetrie
In nevenschikkingen moeten delen dezelfde vorm hebben. Dat heet symmetrie.
nevenschikking = HZ + HZ
voegwoorden: en, of, maar, want, dus
Tom liep de trap op en hij ging zijn kamer in.
Slide 22 - Tekstslide
Wanneer ontbreekt de symmetrie?
Voorbeelden uit het boek:
In Italië eten ze ’s avonds erg laat, maar men ontbijt dan ook nauwelijks.
De Duitser (ev) schijnt veel vlees te eten, maar de Amerikanen (mv) kunnen er ook wat van.
Ellen heeft haar bijbaantje voor de gezelligheiden om geld te verdienen.
(een woordgroep naast een beknopte bijzin)
Met je vrienden op vakantie gaan leidt tot een hechtere vriendschapof je krijgt schreeuwende ruzie. (een woordgroep naast een zin)
Mijn mentor zei dat ik voor de toetsen langer moet leren en ik moet mijn huiswerk beter maken. (een bijzin naast een hoofdzin)
Slide 23 - Tekstslide
Zinnen correct begrenzen
Slide 24 - Tekstslide
Zinnen correct begrenzen
Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
In een samengestelde zin worden de zinnen vaak van elkaar onderscheiden door een komma, een puntkomma of een dubbele punt.
Je kunt zinnen ook samenvoegen, maar dan moet je een voegwoord gebruiken (want, omdat, maar, ....)
Slide 25 - Tekstslide
Zinnen correct begrenzen
Hoofdzin + hoofdzin: je zet een punt tussen de twee zinnen.
Tijdens de vakantie heeft Monique veel uitgeslapen. Ze hoefde haar wekker niet te zetten.
Hoofdzin + bijzin: zet een komma of gebruik een voegwoord.
Tijdens de vakantie heeft Monique veel uitgeslapen, omdatze haar wekker niet hoefde te zetten.