Grammar - Interview

Grammar - Interview

Goals and Aims

Na vandaag kun je:

- De vragen van een interview opstellen.

Vraagzinnen?

Here are my shoes.

Are my shoes here?

Examples:

My mother is standing over there.

Is my mother standing over there?

Wat zijn vraagwoorden?

Where = Place

When = Time

What = Things/actions

Why = Reason

How = The way things are/how people feel

_____ are my shoes?

1. where
2. why
3. when
4. how

____ does school start?

1. where
2. what
3. when
4. why

____ were you late?

1. How
2. When
3. Why
4. Where

Make a question out of these words?
you / are / how / feeling / ?

Are / You / Crying / Why / ?

Get up / Do / When / You / ?

Je wilt weten wat voor werk iemand doet

What do you do for a living?

Je vraagt hoelang iemand ergens al werkt.

Je wilt weten wanneer iemand tijd heeft.

Je vraagt wat iemand zijn droom is.

Casus

Je bent opzoek naar een andere baan, interview de klasgenoot naast je over een beroep naar keuze. 

Bereid zes vragen voor.

Doe dit in Google forms. 

Stuur hier de link van je Google Forms door:

Zijn er nog vragen over het opstellen van een interview?