4.1 & 4.2

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning periode 3

Slide 2 - Tekstslide

blz 8 t/m 14

Slide 3 - Tekstslide

Je kunt uitleggen wat inwendige en uitwendige prikkels zijn.
Tekst
Je kunt uitleggen wat zintuigen doen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de functie van een zintuig?
A
Een zintuig neemt prikkels waar.
B
Een zintuig zet prikkels om in berichten voor de hersenen.
C
Een zintuig geeft berichten door aan de hersenen.
D
Een zintuig neemt berichten waar.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een prikkel?

Slide 6 - Open vraag

Uitwendige prikkels
Inwendige prikkels
licht
kou
dorst
geur
geluid
honger
spierpijn
hormonen

Slide 7 - Sleepvraag

Wat is een adequate prikkel voor je...
Oog
Oor
Neus
Tong
Huid
licht
geluid
geurstoffen
smaakstoffen
temperatuur
pijn
vormen

Slide 8 - Sleepvraag

Zet de zinnen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
De lichtzintuigen in je ogen zetten de lichtprikkels om in impulsen.
De impulsen gaan via een zenuw naar de hersenen.
Je wordt je bewust van de prikkel: je ziet het berichtje.
De hersenen sturen impulsen naar de spieren.
Als reactie op de prikkel 'er is een berichtje' pak je je mobieltje.

Slide 9 - Sleepvraag

Sleep de volgende begrippen naar de juiste plek:
geurstoffen
neusholte
tong
reukzintuig
hersenen

Slide 10 - Sleepvraag

Welk deel/welke delen van je lichaam regelt/regelen dat je lichaamstemperatuur constant blijft?
A
Je warmte- en koudezintuigen
B
Je bloedvaten
C
Je hersenen
D
Je huid

Slide 11 - Quizvraag

Je kunt uitleggen hoe je lichaam prikkels verwerkt.

Slide 12 - Tekstslide

Via welke route gaat een prikkel naar de hersenen?
A
prikkel -> impuls -> zenuw -> hersenen
B
prikkel -> zintuig -> impuls -> zenuw -> hersenen
C
prikkel -> zenuw -> impuls -> hersenen
D
prikkel -> zintuig -> zenuw -> impuls -> hersenen

Slide 13 - Quizvraag

Waar wordt je smaak bepaald?
A
In je mond door smaakzintuigen.
B
In je neus door reukzintuigen.
C
In je mond en in je neus door smaak- en reukzintuigen.
D
In je hersenen.

Slide 14 - Quizvraag

Je kunt uitleggen waarom je je niet altijd bewust bent van een prikkel
Begrippen:

- drempelwaarde
- gewenning
- motivatie

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Lees blz 16 goed door

Slide 17 - Tekstslide


Leg uit wat traanklieren maken en hoe dit verspreid wordt over je oog.

Slide 18 - Open vraag


Leg uit waar tegen je wenkbrauwen, wimpers en oogleden je beschermen.

Slide 19 - Open vraag


Je ogen liggen diep in je oogkassen. Deze oogkassen zijn gevuld met vetweefsel. Leg uit wat de functie is van dit vetweefsel.

Slide 20 - Open vraag

Lees blz 18 + 19 goed door.

Slide 21 - Tekstslide


In je oog bevinden zich 3 vliezen. Schrijf deze met hun functie op.

Slide 22 - Open vraag

Lees blz 18 + 19 goed door.

Slide 23 - Tekstslide

ooglid
traanbuis
traanklier
wenkbrauw
wimper

Slide 24 - Sleepvraag


Benoem de nummers: 1, 2 en 10.
A
1=vaatvlies, 2=netvlies, 10=hoornvlies
B
1=hoornvlies, 2=vaatvlies, 10=netvlies
C
1=netvlies, 2=vaatvlies, 10=hoornvlies
D
1= vaatvlies, 2=hoornvlies. 10=netvlies

Slide 25 - Quizvraag


Benoem de nummers: 7, 8 en 9
A
7=lens, 8=iris, 9=pupil
B
7=pupil, 8=iris, 9=lens
C
7=lens, 8= accomodatiespier, 9=pupil
D
7=lens, 8= lensbandjes, 9=pupil

Slide 26 - Quizvraag

Luister deze uitleg
Lees blz 23

Slide 27 - Tekstslide

Luister deze uitleg
blz 23

Slide 28 - Tekstslide

Luister deze uitleg
Lees blz 26

Slide 29 - Tekstslide

Zet de woorden in de juiste volgorde.
Het licht dat je oog binnenkomt gaat langs:
-->
-->
-->
-->
glasachtig lichaam
hoornvlies
lens
pupil
netvlies

Slide 30 - Sleepvraag

Welke beweringen kloppen?
A
Op de blinde vlek zitten alleen maar staafjes.
B
Op de gele vlek zitten alleen maar kegeltjes.
C
Op de blinde vlek zitten geen staafjes en geen kegeltjes.
D
Op de gele vlek zitten alleen maar gele kegeltjes.

Slide 31 - Quizvraag


Hiernaast zie je een schematische tekening van een deel van het oog. 
Van welke laag van het oog is deze tekening gemaakt? 
En in welke richting valt het licht?
A
Het vaatvlies. Het licht gaat van A naar B.
B
Het vaatvlies. Het licht gaat van B naar A.
C
Het netvlies. Het licht gaat van A naar B.
D
Het netvlies. Het licht gaat van B naar A.

Slide 32 - Quizvraag


In de afbeelding hiernaast zie je een model van het oog waarbij de buitenste laag is verwijderd.
Wat is de naam van de buitenste laag van het oog dat hier ontbreekt?
A
hoornvlies
B
vaatvlies
C
retina
D
harde oogvlies

Slide 33 - Quizvraag


Is het regenboogvlies, een deel van een ander vlies van het oog? Zo ja, van welk deel?
A
Ja, van het harde oogvlies.
B
Ja, van het netvlies.
C
Ja, van het vaatvlies.
D
Nee, het is geen deel van een ander vlies van het oog.

Slide 34 - Quizvraag


Met welk nummer wordt het deel aangegeven dat voor een scherp beeld op het netvlies zorgt?
A
Met nummer 1.
B
Met nummer 2.
C
Met nummer 3.
D
Met geen van de nummers.

Slide 35 - Quizvraag

Luister deze uitleg
lezen blz 28

Slide 36 - Tekstslide

Luister deze uitleg
Lees blz 31

Slide 37 - Tekstslide


Welke onderdelen vind je in het binnenoor?
A
trommelholte, slakkenhuis en gehoorzenuw
B
slakkenhuis, evenwichtsorgaan en gehoorzenuw
C
slakkenhuis, buis van Eustachius, evenwichtsorgaan en gehoorzenuw
D
slakkenhuis en buis van Eustachius

Slide 38 - Quizvraag


Benoem de nummers: 
1 t/m 3, 5 en 6
A
1 t/m 3=halve cirkelvormige kanalen; 5=gehoorgang; 6=oorspier
B
1 t/m 3=gehoorbeentjes; 5=trommelholte; 6=gehoorzenuw
C
1 t/m 3=halve cirkelvormige kanalen; 5=slakkenhuis; 6=gehoorzenuw
D
1 t/m 3=gehoorbeentjes; 5=slakkenhuis; 6=oorspier

Slide 39 - Quizvraag

Verder oefenen
Zorg dat je deze les zowel het oog als het oor goed geoefend hebt.

Slide 40 - Tekstslide