Kan eenvoudige en samenhangende teksten schrijven over uiteenlopende vertrouwde onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard.
Slide 2 - Tekstslide
Welke tekstsoorten kun je verwachten tijdens het schrijfexamen?
Slide 3 - Woordweb
De tekstsoorten
e-mail
zakelijke brief (formeel) > klachtenbrief
persoonlijke brief (informeel) > uitnodiging
formulieren > gemeente
instructies > recept
notities > voor een collega
artikel /blog > voor een tijdschrift of website
Slide 4 - Tekstslide
Zet de juiste tekstsoorten bij de juiste tekstdoelen.
Tekstdoel Informeren
Tekstdoel Overtuigen
Tekstdoel Instrueren
nieuwsbericht
Folder van dierenarts om je huisdier in te laten enten
Een oproep op een website om te gaan protesteren.
Recept voor oma's appeltaart.
Artikel op website Voedingswijzer om elke dag fruit en groente te eten.
Spelhandleiding hoe je 'Yahtzee' moet spelen.
folder over verschillende workshops in het buurthuis.
Handleiding Ikea-kast
Slide 5 - Sleepvraag
Sleep de tekstdoelen naar het juiste plaatje
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
Slide 6 - Sleepvraag
Waar word je op beoordeeld?
Pre-condities
Inhoudskenmerken
Samenhang
Afstemming op doel
Afstemming op publiek
Woordgebruik en woordenschat
Spelling, interpunctie en grammatica
Leesbaarheid
Slide 7 - Tekstslide
Pre-condities
80 procent van inhoud moet gehaald worden, anders wordt de opdracht niet beoordeeld. Zinnen moeten te lezen zijn.
Slide 8 - Tekstslide
Inhoudskenmerken
Lees de opdracht goed door. Vink af welke informatie je al genoteerd hebt in je tekst, zo vergeet je geen belangrijke inhoud. Verzin zelf ontbrekende informatie.
Slide 9 - Tekstslide
Samenhang en signaalwoorden
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Afstemming op doel
Met welk doel schrijf je de brief, de e-mail, het recept, de blog op internet of waarvoor vul je het formulier in. Noteer in eigen woorden je schrijfdoel.
Slide 12 - Tekstslide
Goede voorbeelden van afstemming op publiek
"Ik hoop dat u enthousiast bent geworden en dat ik ben
wat u zoekt. Ik kijk uit naar uw reactie."
Slide 13 - Tekstslide
Woordgebruik en woordenschat
Herhaal niet onnodig woorden. Varieer in je woordgebruik met synoniemen.
Slide 14 - Tekstslide
Synoniem voor: blijkt uit
A
wordt duidelijk
B
draait om
C
wordt groter
D
is zo
Slide 15 - Quizvraag
Synoniem voor: vaak
A
nooit
B
af en toe
C
soms
D
regelmatig
Slide 16 - Quizvraag
Synoniem voor absent is
A
absent
B
afwezig
C
aanwezig
D
bijzonder
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een synoniem voor afkijken?
A
spieken
B
overschrijven
C
nakijken
D
afpakken
Slide 18 - Quizvraag
Synoniem voor: gevaar
A
risico
B
ongeluk
C
uitglijden
D
ongevaarlijk
Slide 19 - Quizvraag
Synoniem voor mengen is
A
weggooien
B
knoeien
C
mixen
D
regelen
Slide 20 - Quizvraag
Synoniem voor: eerlijk
A
betrouwbaar
B
gezellig
C
lief
D
onaardig
Slide 21 - Quizvraag
Interpunctie: het gebruik van leestekens in teksten
Slide 22 - Tekstslide
Leesbaarheid
Je gebruikt tekstconventies (zoals titel, adressering, aanhef, tussenkopjes, paragrafen) vrijwel altijd correct.
Slide 23 - Tekstslide
Dit was de voorbereiding op het examen schrijven. Ben je er klaar voor?