2.5 Exponentiele verbanden

Starter (15 min) 

1.. Maak Opgaven 2.5 opg 38/39 in je schrift (netjes) - LEES THEORIE 
timer
15:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Starter (15 min) 

1.. Maak Opgaven 2.5 opg 38/39 in je schrift (netjes) - LEES THEORIE 
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

  • Wat is de volgorde van bewerkingen? (Rekenvolgorde)
  • Wat moet er in een formule staan, willen we spreken van een machtsverband? En bij een wortelverband?
  • Hoe ziet de grafiek van een machtsverband er uit? En van een wortelverband?
  • Hoe noemen we de 3 en de 5 in 35?

Slide 2 - Tekstslide

Aanpak grafiek tekenen
maak een tabel met 7 punten
reken de punten uit
maak hier coordinaten van
teken de coordinaten in het assenstelsel
teken de vloeiende kromme

Slide 3 - Tekstslide

machtsverband

Slide 4 - Tekstslide

wortelverband

Slide 5 - Tekstslide

leerdoel

Aan het einde van deze les:

Ik kan een exponentieel verband herkennen en uitrekenen

Ik kan een groeifactor berekenen.

Ik weet hoe ik het begingetal kan vinden.

Ik kan een exponentiele formule opstellen vanuit een tabel.

Ik kan de grafiek van een exponentieel verband tekenen.

Ik kan de toe- of afname uitrekenen in een bepaalde periode.

Slide 6 - Tekstslide

2.5: Exponentiele verbanden
Hoe zou je aan een formule kunnen zien of er een exponentieel verband is?

  • Exponentiele formule: aantal = begingetal x groeifactortijd
  • aantal = N                     begingetal = b
    groeifactor = g             tijd = t
  • N = b . gt

Slide 7 - Tekstslide

2.5: Exponentiele verbanden
Maak aantekeningen.

Kijkvragen:
  1. Hoe kun je aan een tabel zien dat er exponentiele groei is?
  2. Hoe bereken je de groeifactor?

Slide 8 - Tekstslide

0

Slide 9 - Video

2.5: Exponentiele verbanden
aantal = begingetal x groeifactortijd  ofwel N = b . gt
  • aantal = N
    begingetal = b = startgetal (in een tabel onder de 0)
  • groeifactor (bij tabel) = g = Hoeveel keer groter wordt het getal onder in de tabel? 
    (bovenin moet er steeds +1 staan)

  • tijd = t = de tijd die genoemd wordt. Let goed op de eenheid!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk

maken:

Lees Theorie

opgaven 2.5
 opgave 38/39/40/41/44


timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

H2: Verbanden
2.1 Machtsverbanden
2.2 Wortelverbanden
2.3 Exponentiele verbanden
2.4 Exponentiele verbanden en procenten

Slide 15 - Tekstslide

leerdoelen behaald?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video