H4 §1b Kies je voor zekerheid?

Ik zit klaar voor de les:
  • Pak je laptop en je eco boek. Start je laptop op en ga naar LessonUp
  • Telefoon is thuis of in mijn kluis
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ik zit klaar voor de les:
  • Pak je laptop en je eco boek. Start je laptop op en ga naar LessonUp
  • Telefoon is thuis of in mijn kluis
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.

Slide 1 - Tekstslide

Rekenvraag:
Marloes betaalt aan huur maandelijks € 678. Ze ontvangt € 112 huurtoeslag per maand.
Bereken hoeveel procent van de maandhuur Marloes zelf moet betalen.

Slide 2 - Open vraag

H4 §1b Verzeker je dat?

Slide 3 - Tekstslide


Deze les:
  • Terugblik
  • Huiswerk bespreken
  • Instructie
  • Opdrachten maken
  • Evalueren van de lesdoelen

Slide 4 - Tekstslide


Terugblik:
Wat weet je nog van de vorige les over verzekeringen

Slide 5 - Tekstslide

Wat is waar?
Iemand die een verzekering neemt, is de verzekeraar.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een onzeker voorval?

Slide 7 - Open vraag

Stel, als iedereen heel slordig omgaat met zijn telefoon.
En het maakt niemand wat uit dat de telefoon vaak valt, omdat die toch verzekerd is.
Dan gaat de verzekeringspremie uiteindelijk omhoog voor iedereen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Huiswerk nakijken
Zijn er nog vragen over het huiswerk? 

K: 5 en 6c (101)
TL: 5c, 5d en 6 t/m 8 (101-102)


Slide 9 - Tekstslide


Lesdoel:

Ik weet/kan:
  • uit welke 3 delen de verzekeringskosten bestaan voor een verzekeringsnemer
  • hoe je de verzekeringskosten betaalt
  • wat schade claimen inhoudt

Slide 10 - Tekstslide

Lees mee:

Slide 11 - Tekstslide

De formule:

Slide 12 - Tekstslide

Verzekeringskosten berekenen
Voor een verzekering betaal je verzekeringskosten. Deze bestaan uit:
  1. de premie voor de verzekering
  2. de poliskosten (je betaalt een bedrag voor het afsluiten van de verzekering)
  3. de assurantiebelasting (dat is belasting over de verzekering, 21%)

Slide 13 - Tekstslide

verzekeringskosten = 
(premie + poliskosten) + assurantiebelasting
voorbeeld:
Premie                                                                  € 62,50
Poliskosten                                                        €     7,50
                                                                              -------------
                                                                                € 70,00
Assurantiebelasting (21% van €70)        € 14,70
(21 : 100 x € 70 = € 14,70)                            -------------
  Verzekeringskosten:                                   € 84,70

Slide 14 - Tekstslide


Samen maken we vraag 8 (102)

Slide 15 - Tekstslide

Maak opdracht:
K: (102)
TL: 9 (102)


timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Lees mee:

Slide 17 - Tekstslide

Schadevergoedingen
Bij schade betaalt de verzekeraar je een schadevergoeding. 
Daar heeft de verzekeraar geld voor omdat alle verzekerden een klein bedrag aan premie betalen. In totaal ontvangt de verzekeraar dus veel geld.
En daarmee kan de verzekeraar dan de schades vergoeden van de mensen die een verzekering hebben.

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel krijg je vergoed
Voor de verzekering betaal je premie. 

Als je een keer schade hebt dan meldt je dat aan de verzekeraar.
Je vraagt dan om een schadevergoeding, dat noemen we schade claimen

In de polisvoorwaarden staat wat de dekking is van de verzekering. Dat wil zeggen welke schade je wel en niet vergoed krijgt.


Slide 19 - Tekstslide

Eigen risico
Bij veel verzekeringen kun je een eigen risico afspreken. 
Dat betekent dat je een deel van de schade zelf betaalt.

Met een eigen risico betaal je minder premie dan bij een verzekering zonder eigen risico. Logische want de verzekeraar hoeft dan minder schade te vergoeden/te betalen.

Slide 20 - Tekstslide

Maak opdracht:
K: 11 t/m 13 (103)
TL: 10 + 11 (103)


timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide


Lesdoel:
Ik weet/kan:
  1. uit welke 3 delen de verzekeringskosten bestaan voor een verzekeringsnemer
  2. hoe je de verzekeringskosten berekent
  3. wat schade claimen inhoudt

Slide 22 - Tekstslide

  • Het is zinvol om iets te verzekeren als het risico groot is dat je het niet zelf kunt betalen om het opnieuw te kopen als het stuk gaat/gestolen wordt. 
  • Het risico is groot als:
  1. de kans op schade groot is
  2. de waarde van wat je verzekert groot is
  • Een onzeker voorval betekent dat je van te voren niet kunt weten dat je schade zou krijgen
  • Een premie betaal je aan de verzekeringsmaatschappij als je een verzekering hebt afgesloten
  • De verzekeraar gebruikt de premies voor:
  1. vergoeden van schades
  2. betalen van kosten (personeel, gebouw enz)
  3. een reserve voor onverwacht grote schades (zorgkosten Covid pandemie)
  4. winst

  • De verzekeringskosten bestaan uit:
  1. premie
  2. poliskosten
  3. assurantiebelasting

  • Verzekeringskosten = (premie + poliskosten) + assurantiebelasting
  • Schade claimen betekent dat je een schadevergoeding vraagt aan de verzekeraar.

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk:
Maak de opgaven: 

K: 11 t/m 13 (103)
       TL: 10 + 11 (103)

Slide 24 - Tekstslide


Evaluatie:
  1. Wat was het lesdoel?
  2. Hoe ging het vandaag?
  3. Wat is het huiswerk:

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk:

Maak opdrachten
11 t/m 13
(103)

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Wat is waar?
De dekking is het bedrag waarvoor je verzekerd bent
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Wat is waar?
In de polisvoorwaarden staat de dekking van je verzekering.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Wat is waar?
In geval van eigen risico weet je zeker dat er iets fout zal gaan.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Instructie: 
De Aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP) is een verzekering tegen schade die je zonder opzet aan anderen toebrengt.

Je bent dan verzekerd tegen zowel de lichamelijke als de materiële schade die je iemand toebrengt.



Slide 31 - Tekstslide

noem een voorbeeld van schade die je zonder opzet aan anderen toebrengt.

Slide 32 - Woordweb

Als je een verzekering afsluit, betaal je vaak eenmalig poliskosten. 
Dat zijn kosten die je aan de verzekeraar betaalt omdat de polis gemaakt en verstuurd moet worden.


Slide 33 - Tekstslide

Ook betaal je assurantiebelasting. Dat is een percentage van het totaalbedrag aan premie en poliskosten. 
De verzekeringsmaatschappij moet deze belasting weer betalen aan de Belastingdienst.

Slide 34 - Tekstslide

Samengevat:
Een ..1..  sluit je af als er kans is op financiële schade die je niet vooraf kunt voorspellen. Het bedrijf waar je een verzekering afsluit, noem je de ...2.....
Jijzelf bent de ...3.... In een polis staan de premie, de dekking en de ....4....
Soms heeft een verzekering een ...5..... Dat betekent dat je een deel van de schade zelf betaalt.
Voor schade die je aan een ander toebrengt, sluit je een ....6 ... af.
De verzekeringskosten bereken je met de volgende formule: verzekeringskosten = (...7....+ ...8...) + percentage ...9....

Slide 36 - Tekstslide

Antwoorden:
  1. verzekering
  2. verzekeraar
  3. verzekerde
  4. polisvoorwaarden
  5. eigen risico
  6. aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP)
  7. (premie + 8. poliskosten) + percentage 9. assurantiebelasting.


Slide 37 - Tekstslide