lijdend en meewerkend voorwerp

lijdend en meewerkend voorwerp
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

lijdend en meewerkend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Stappenplan
1. Zoek de persoonsvorm (pv)
2. Zoek het gezegde (gez.)
3. Zoek het onderwerp (o)
4. Zoek het lijdend voorwerp (lv)
5. Zoek het meewerkend voorwerp (mv)

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm (pv)

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm
Zij geeft de pen aan Tom.

Maak de zin vragend

Zet de zin in de verleden tijd
Geeft zij de pen aan Tom?
Zij gaf de pen aan Tom

Slide 4 - Tekstslide

Gezegde (gez.)

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 5 - Tekstslide

Gezegde (gez.)
Zij geeft de pen aan Tom.

Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.
Zij heeft de pen aan Tom gegeven.
Zij heeft de pen aan Tom gegeven.

Slide 6 - Tekstslide

Onderwerp (o)

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp (o)
Zij geeft de pen aan Tom.

Wie of wat + persoonsvorm
Wie geeft?

Zij

Slide 8 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (lv) 

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 9 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (lv) 
Zij geeft de pen aan Tom.

Wie of wat + onderwerp + gezegde
Wat geeft zij
de pen

Slide 10 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Aan of voor wie 
+ gezegde 
+ onderwerp 
+ (lijdend voorwerp) ?

Slide 11 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp (mv)

Zij geeft de pen aan Tom.


In een zin kan maar één meewerkend voorwerp staan

Niet iedere zin heeft een meewerkend voorwerp
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
  • Aan wie ?  
  • Voor wie?


Slide 12 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Moeder kocht voor vader een zonnebril.

Vanmorgen heeft haar vader Piet een opdracht gegeven.
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
  • Aan wie ?  
  • Voor wie?


Slide 13 - Tekstslide

Zinsontleding
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 14 - Tekstslide