Schrijven 2F schrijven in fasen en bronnen gebruiken

Schrijven 2.1 & 2.2
2.1 Schrijven in fasen
2.2 Bronnen gebruiken
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Schrijven 2.1 & 2.2
2.1 Schrijven in fasen
2.2 Bronnen gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

2.3 opdracht 1
Klantgericht - matig - het is niet duidelijk dat het voor studenten en bedrijven is bedoeld.
Kort en bondig - slecht - de teksten zijn lang en de lay-out ondersteunt de leesbaarheid niet.
actueel - slecht - je kunt dat nergens uit opmaken.
overzichtelijk - slecht - meer alinea's, meer kopjes en puntsgewijze opsommingen.
aantrekkelijk - goed - het ziet er vrolijk en kleurrijk uit.
gebruik van de afbeeldingen - goed - Je kunt goed zien wat zeekajakken is. 

Slide 2 - Tekstslide

2.4 opdr. 1
In de eerste week van mijn stage heb ik klusjes gedaan, zoals hokken schoonmaken en paden vegen. Op woensdag moesten de konijnen van hun ene verblijf naar het andere. De kip die ontsnapt was, heb ik samen met mijn stagebegeleider gevangen. Op vrijdag moest ik gaan kijken of mij verschillen opvielen tussen de twee ezels. Mijn stagebegeleider denkt dat een van de ezels ergens last van heeft. Een van de twee ezels staat namelijk steeds in een hoekje en komt niet naar andere toe. 

Slide 3 - Tekstslide

2.1 Schrijven in fasen
Fase 1 Voorbereiding
Kies onderwerp, kies tekstsoort, verzamel bronnen, maak schrijfplan waarin de  deelonderwerpen en de korte inhoud per alinea staan.  

Fase 2 Uitvoering
Schrijf eerste versie, zoek eventueel informatie die je nog mist, herschrijf je tekst tot je tevreden bent over de inhoud.  

Fase 3 Afronding
Verbeter taalfouten, zorg voor een passende en duidelijke lay-out, laatste controle.

Slide 4 - Tekstslide

Kies een passend onderwerp.
Je krijgt de opdracht een tekst te schrijven over gezond eten. Welk onderwerp is daarvoor het minst geschikt?
A
Invloed van suiker op de gezondheid.
B
Populariteit van superfoods.
C
Voeding van prehistorie tot nu.
D
Werking van verschillende diëten.

Slide 5 - Quizvraag

Voor burgerschap ga je een tekst schrijven over een onderwerp dat met het verkeer te maken heeft. Jij vindt dat we veel te hard mogen rijden op de snelweg. Door goede argumenten te verzinnen, hoop je anderen te overtuigen van je mening. Welke tekstsoort past het beste bij deze opdracht?
A
Advertentie
B
Betoog
C
Informatief artikel
D
Recensie

Slide 6 - Quizvraag

Voordat je aan je stage begint, krijg je de opdracht een tekst te schrijven over je stagebedrijf. De tekst is bedoeld om andere studenten uitleg te geven over de branche, de geschiedenis van het bedrijf en de werkzaamheden. Welke tekstsoort past het beste bij deze opdracht?
A
Advertentie
B
Betoog
C
Informatief artikel
D
Recensie

Slide 7 - Quizvraag

2.2 Bronnen gebruiken
Verzamel betrouwbare bronnen. Bekijk altijd meerdere bronnen, want dan krijg je een volledig beeld van het onderwerp. 
1. Sla de bron op onder een duidelijke naam.
2. Noteer direct de bron van je informatie.
3. Pak je schrijfplan erbij. Zoek bij elk deelonderwerp de belangrijkste informatie uit je bronnen. Markeer deze informatie in de tekst. 
4. Je mag tekst niet letterlijk overnemen. Zet de tekst in eigen woorden gebruik een citaat. 
5. Gebruikte bronnen beschrijf je in de bronvermelding. 

Slide 8 - Tekstslide

Voor een werkstuk over de geschiedenis van de animatiefilm heb je bronnen gevonden. Geef aan of je de bron wel of niet kunt gebruiken. 

Op een blog over animatiefilms uit China en Japan staat een artikel van DragonMaster23. Het is een net geschreven artikel met tussenkopjes en een bronvermelding. Hij schreef het op 21 februari 1999 en heeft sindsdien niets meer aan de tekst veranderd. 

Is deze bron wel of niet bruikbaar? 

Slide 9 - Tekstslide

Is de bron wel of niet bruikbaar? Omdat?

Slide 10 - Open vraag

bron 2
Op een website gesponsord door een bedrijf dat animatiefilms produceert, staat een artikel van Herman Nijens. Hij beschrijft zichzelf als expert op het gebied van animatiefilms uit Europa. Er staat redelijk wat spelfouten in het artikel, maar het is afgelopen woensdagnog bijgewerkt.

Is deze bron wel of niet bruikbaar? 

Slide 11 - Tekstslide

Is bron 2 wel of niet bruikbaar? Omdat?

Slide 12 - Open vraag

Bron 3
Op de website van een Nederlands dagblad staat een interview met een erkende wetenschapper op het gebied van filmgeschiedenis. Het is geschreven op 15 juni 2009. Onder aan het artikel word je verwezen naar een verslag van het originele onderzoek. 

Is deze bron wel of niet bruikbaar? 

Slide 13 - Tekstslide

Is bron 3 wel of niet bruikbaar? Omdat?

Slide 14 - Open vraag

Wat moet je doen als je citeert?
A
De tekst in cursief zetten (schuingedrukt)
B
Een witregel voor en na het citaat gebruiken.
C
De tekst in eigen woorden zetten.
D
De tekst tussen aanhalingstekens zetten.

Slide 15 - Quizvraag

Huiswerk
2.1 opdracht 2


Hoe: in je boek of online.
Klaar? Foto als bewijs inleveren via Teams, bij 'opdrachten'. 
Deadline: vóór de volgende les Nederlands.

Slide 16 - Tekstslide