Projectweek: daily cleaning

Daily cleaning
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Daily cleaning

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van deze les...
  • weet je hoe je waslabels moet aflezen;
  • weet je hoe je stijklabels moet aflezen;
  • heb je geleerd om zelf te strijken;
  • heb je geleerd hoe je zelf ramen moet zemen;
  • heb je geleerd wat voor soorten schoonmaakmiddelen er zijn;
  • weet je welke schoonmaakmiddelen waarvoor gebruikt;
  • weet je hoe je vlekken uit je kleding kan verwijderen. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Waar denk jij aan bij schoonmaken?

Slide 4 - Open vraag

schoonmaak 
Thuis schoonmaken:
Wie?
Waarom?
Hoe vaak?
Jouw kamer?
schoonmaakmiddelen?

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vaak maak jij jouw kamer schoon?

Slide 6 - Open vraag

Wassen & labels

Slide 7 - Tekstslide

Wat weet je van was sorteren?

Slide 8 - Woordweb

6

Slide 9 - Video

Strijken

Slide 10 - Tekstslide

Wat is strijken 
- Door te strijken worden vouwen en kreukels in textiel verwijderd
- Het textiel wordt glad 
- Strijken zorgt ervoor dat bacteriën gedood worden door de hitte
- In sommige strijkijzers kun je water in doen -> Er ontstaat stoom 



Slide 11 - Tekstslide

Het etiket in de kledingstuk 
  • Het etiket in een kledingstuk geeft aanwijzingen hoe je het kledingstuk moet strijken
  • De punten in het strijkijzer symbool geven de maximale temperatuur aan


Slide 12 - Tekstslide

Symbolen 

Slide 13 - Tekstslide

Let tijdens het strijken op de volgende punten 
  1. Stel het strijkijzer in op de juiste temperatuur.
  2. Stel de plank op de juiste werkhoogte in.
  3. Het textielgoed moet glad op de strijkplank gelegd worden.
  4. Beweeg het strijkijzer langzaam over de stof, zonder druk uit te oefenen.
  5. Strijk met rustige bewegingen
  6. Strijk altijd op de achterzijde van textiel met versieringen etc. 
  7. Zorg ervoor dat de textielgoed niet op de grond hangt tijdens het strijken.
  8. Als je klaar bent trek je de stekker uit het stopcontact en laat je het strijkijzer afkoelen.
  9. Ruim alle materialen op. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

ramen zemen

Slide 16 - Tekstslide

Wat heb je nodig?
  1. Zeem 
  2. spons 
  3. trekker
  4. emmer 
  5. (thee)doek

Slide 17 - Tekstslide

Aandachtspunten
  • Lap de ramen niet als het vriest
  • Lap de ramen niet als de zon erop schijnt
  • Maak als de kozijnen vuil zijn deze eerst schoon met een werkdoek en sop.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Schoonmaak-middelen

Slide 20 - Tekstslide

Waarom schoonmaken?       

  • Hygiëne
  •  Veiligheid
  • Prettige sfeer
  • Voorkomen van vergiftigingen
  • Huishoudelijk schoon
  • Onderhoudsmiddelen zorgen voor beschermlaag 

Slide 21 - Tekstslide

01:04
Mag dit kledingsuk
gewassen worden?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

01:27
Wat betekent dit symbool?
A
Niet drogen
B
Drogen op lage temeratuur
C
Drogen op normale temperatuur
D
Liggend laten drogen

Slide 23 - Quizvraag

01:41
Zet de symbolen op de juiste plek.
Heet strijken
Warm strijken 
Lauw strijken

Slide 24 - Sleepvraag

01:27
Welk symbool geeft aan hoe je moet drogen?
A
B
C
D

Slide 25 - Quizvraag

01:04
Wat betekent dit
wassymbool?
A
Wassen op 30° met normaal programma
B
Wassen op 30° met anti kreuk programma
C
Wassen op 30° met een speciaal programma
D
Wassen op 30° met de hand

Slide 26 - Quizvraag

01:04
Wat betekent dit
wassymbool?
A
Op 30° wassen in de machine
B
Met de hand wassen
C
Op 60° wassen in de machine
D
Op een antikreukprogramma wassen in de machine

Slide 27 - Quizvraag

schoonmaak en onderhoudswerkzaamheden
Dagelijkse werkzaamheden:
Wekelijkse werkzaamheden:
Periodieke werkzaamheden:

Slide 28 - Tekstslide

Zeem
Microvezel doekje
Mop
Stofwissen
Wat is wat?

Slide 29 - Sleepvraag

Om het beste resultaat te bereiken bij schoonmaken, moet je het juiste schoonmaakmiddel kiezen. Schoonmaakmiddelen kun je indelen in vier groepen:
  1. Reinigingsmiddelen
  2. Onderhoudsmiddelen 
  3. Desinfecteermiddelen 
  4. Oplosmiddelen 

Slide 30 - Tekstslide

schoonmaak en onderhoudswerkzaamheden
2 meest gebruikte schoonmaakmiddelen

  1. Reinigingsmiddelen= Een middel om het zichtbare vuil te verwijderen.
    Gebruiken voor alle oppervlakten en materialen.
    Voorbeeld: allesreiniger
  2. Desinfecteermiddelen= Een middel waarmee je onzichtbare vuil verwijdert. Het doodt micro-organismen (bacterien en schimmels)
    Voorbeeld: chloor

Slide 31 - Tekstslide

schoonmaak en onderhoudswerkzaamheden
Schoonmaakmiddelen
Let bij het gebruik van schoonmaakmiddelen op:
  • Lees het etiket.
  • Volg de gebruiksaanwijzing en de voorzorgsmaatregelen.
  • Doe altijd de dop op de fles. Ook tijdens het gebruik.
  • Plaats en bewaar schoonmaakmiddelen buiten het bereik van kinderen.
  • Zorg voor een juiste dosering. Gebruik niet te veel.
  • Gebruik niet zomaar middelen door elkaar.

Slide 32 - Tekstslide

Pictogrammen!
Let bij het gebruik van schoonmaakmiddelen altijd op de pictogrammen!

Slide 33 - Tekstslide

Giftig
Bijtend 
Schadelijk voor de gezondheid
Irriterend
Schadelijk voor het milieu

Slide 34 - Sleepvraag

Aan de slag!
Circuit:
  • 4 opdrachten
  • +/- 15 minuten per opdracht
  • max. aantal personen per groep
  • lees de opdracht
  • voer de opdracht uit
  • laat het netjes achter voor de volgende groep. 

groep 1  
groep 2  
groep 3  
groep 4  

Slide 35 - Tekstslide

Leerdoelen behaald?
Aan het eind van de les...
weet je hoe je waslabels moet aflezen;
weet je hoe je stijklabels moet aflezen;
heb je geleerd om zelf te strijken;
heb je geleerd hoe je zelf ramen moet zemen;
heb je geleerd wat voor soorten schoonmaakmiddelen er zijn;
weet je welke schoonmaakmiddelen waarvoor gebruikt;
weet je hoe je vlekken uit je kleding kan verwijderen. 

Slide 36 - Tekstslide

leerdoelen behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll