In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
TODAY
Start Chapter 3
Slide 1 - Tekstslide
Chapter 3 : Showbiz
Slide 2 - Tekstslide
Getting started
I can use words, grammar and sentences I learned during my first year correctly.
Slide 3 - Tekstslide
SHOWBIZ
Slide 4 - Woordweb
A. Words
Ex. 1-2 p. 132
Finished ?
Slim stampen
timer
4:00
Slide 5 - Tekstslide
Degrees of comparison – trappen van vergelijking
De trappen van vergelijking worden gebruikt om twee of meerdere dingen met elkaar te vergelijken. De trappen van vergelijking kun je alleen op bijvoeglijke naamwoorden toepassen.
Slide 6 - Tekstslide
THE
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Als een woord 2 of meer lettergrepen heeft, zet ik er het volgende voor:
A
most
B
more, morest
C
more
D
more, the most
Slide 14 - Quizvraag
Welk rijtje is juist?
A
Good - Better -the Best
B
Good - Gooder - Goodest
C
Beautiful - Beautifuler - Beautifulest
D
Small - More small - Most small
Slide 15 - Quizvraag
Welk rijtje klopt niet?
A
nice - nicer - the nicest
B
happy - happier - the happiest
C
bad - badder -the baddest
D
beautiful - more beautiful - the most beautiful
Slide 16 - Quizvraag
That group is _____ the other group.
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious than
D
most serious than
Slide 17 - Quizvraag
My sister has a ___ room than I have.
A
big
B
bigger
C
biggest
D
more bigger
Slide 18 - Quizvraag
I drive ___ than my husband.
A
safe
B
safer
C
safest
D
most safe
Slide 19 - Quizvraag
The teacher likes to have the ___ talks.
A
dull
B
duller
C
dullest
Slide 20 - Quizvraag
It is _____ than ever to find good football players.
A
more difficult
B
difficulter
C
most difficult
D
difficultest
Slide 21 - Quizvraag
The weather today is even ___ than yesterday.
A
badder
B
baddest
C
worse
D
worst
Slide 22 - Quizvraag
Who is the (good) .... football player in the world?
A
better
B
gooder
C
goodest
D
best
Slide 23 - Quizvraag
What is your ... (bad) subject at school?
A
badder
B
worse
C
worst
D
baddest
Slide 24 - Quizvraag
The ... (little) you can do is study for the tests.
A
leasest
B
least
C
littlest
D
less
Slide 25 - Quizvraag
Vertaal de zinnen in het Engels: Tom is sterker dan Tim.
Slide 26 - Open vraag
Jim is grappiger dan Bas.
Slide 27 - Open vraag
Leon is langer dan Peter( tall).
Slide 28 - Open vraag
John speelt slechter dan Michael.
Slide 29 - Open vraag
Engels is interessanter dan Duits. ( German)
Slide 30 - Open vraag
Onze klas is de beste.
Slide 31 - Open vraag
B. Grammar
Ex. 3 p. 133
Finished ?
Slim stampen
timer
2:00
Slide 32 - Tekstslide
Speaking
Work in pairs / small groups
Ex. 4 p. 133
Make sure you use comparatives and superlatives
timer
3:00
Slide 33 - Tekstslide
A. Watching
I can pick up substantial information in short recordings about predictable, everyday matters.