Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
2V: unité 3 - dingen beschrijven
Iets beschrijven:
1. Wat het is: een ding / persoon?
2. Hoe groot / welke vorm heeft het?
3. Waar is het van gemaakt?
4. Welke kleur heeft het?
5. Wat doe je ermee?
6. Waar vind je het?
1 / 17
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
In deze les zitten
17 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Iets beschrijven:
1. Wat het is: een ding / persoon?
2. Hoe groot / welke vorm heeft het?
3. Waar is het van gemaakt?
4. Welke kleur heeft het?
5. Wat doe je ermee?
6. Waar vind je het?
Slide 1 - Tekstslide
1. Wat het is:
2. Hoe groot/welke vorm heeft het?
3. Waar is het van gemaakt?
4. Welke kleur heeft het?
1. C'est un / une ...
2. C'est grand / petit / rond / carré / rectangulaire
3. C'est en papier / cuir / bois / métal / carton / pierre / verre / tissu / plastique
4. C'est noir / blanc / bleu / vert / jaune / rouge / rose / violet / orange
Slide 2 - Tekstslide
5. Wat doe je ermee?
6. Waar vind je het?
5. C'est pour écouter / lire / manger / boire / écrire / s'habiller / payer ...
6. On le/la trouve: à la maison / dehors / dans la salle de bains / dans ma chambre / au collège ...
Slide 3 - Tekstslide
en pierre =
A
van stof
B
van steen
C
van glas
D
van leer
Slide 4 - Quizvraag
het is rechthoekig =
A
c'est rond
B
c'est carré
C
c'est triangulair
D
c'est rectangulaire
Slide 5 - Quizvraag
het is van stof =
A
c'est en tissu
B
c'est en verre
C
c'est en métal
D
c'est en plastique
Slide 6 - Quizvraag
un canard en caoutchouc, c'est quoi?
(= een badeend)
Slide 7 - Woordweb
un canard en caoutchouc (rubber)
1. C'est un truc.
2. C'est petit.
3. C'est en plastique / caoutchouc.
4. C'est jaune avec une bouche rouge.
5. C'est pour jouer.
6. On le trouve dans la salle de bains.
Slide 8 - Tekstslide
het is een dier =
Slide 9 - Woordweb
het is thuis =
A
c'est dehors
B
c'est au collège
C
c'est chez moi
D
c'est à la maison
Slide 10 - Quizvraag
c'est une chose =
A
het is vierkant
B
het is driehoekig
C
het is een ding
D
het is om te koken
Slide 11 - Quizvraag
in de keuken =
A
faire la cuisine
B
faire la cousine
C
à la cousine
D
dans la cuisine
Slide 12 - Quizvraag
Qu'est-ce que tu vois ?
Slide 13 - Open vraag
Je vois la tour Eiffel.
1. C'est un monument.
2. C'est grand.
3. C'est en métal.
4. -
5. Au sommet tu as une belle vue sur la ville.
6. On le trouve (ce monument) à Paris.
Slide 14 - Tekstslide
C'est un objet en tissu, c'est pour le collège et pour les stylos.
C'est une:
A
schooltas
B
drinkbeker
C
etui
D
placemat
Slide 15 - Quizvraag
C'est un animal tout petit, elle est grise.
Les chats jouent avec elle.
A
een mier
B
een muis
C
een vlinder
D
een mug
Slide 16 - Quizvraag
C'est une personne, une femme, elle porte une longue robe blanche et elle est très belle aujourd'hui.
A
een bruid
B
een actrice
C
een danseres
D
een moeder
Slide 17 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
dingen beschrijven
Februari 2023
- Les met
17 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
spreekvaardigheid
Mei 2023
- Les met
28 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Examenmodule Parler Unité 2
Februari 2022
- Les met
16 slides
Frans
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
wat is het?
Maart 2023
- Les met
10 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Werkweek + objet
September 2024
- Les met
13 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
Werkweek + objet
November 2024
- Les met
13 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
Comment décrire Havo 4 periode 3
Februari 2021
- Les met
23 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
5pV - 27/02/24
Februari 2024
- Les met
20 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1