1. Als je luistert, hoor je dat de toon in Benzokarims voordracht langzaam verandert. Hoe zou je die verandering omschrijven?
2. Ook Benzokarims uiterlijk verandert tijdens de voordracht. Omschrijf ook die verandering. Overleg met je medeleerlingen, wat voor veranderingen zagen zij allemaal?
3. Benzokarim spreekt in de ‘ik-vorm’. Af en toe bespreekt hij wat anderen tegen die ‘ik-persoon’ zeiden. Hoe maakt hij duidelijk wat er door anderen tégen de ‘ik-persoon’ gezegd werd?