KH3F 20 W13 1.S d

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Einen schönen guten Tag KH3F!

Heute ist Mittwoch den 25. März!

Anwesend

Themen: 

1]  Anwesendheit (zwischendurch noch einmal)

2] Eigen huiswerk planning! + Aufgepasst diagnostische Klassenarbeit 27-03

3] Grammatik Gruppe siehe die 3 Sätze in Teams (Grammatik Chat) + "voorzetsels" 3 * 4 * 3/4) kennen

4] 5 Schüler besprechen mit mir ihre Planung und wie es so geht.

     Es sind Carmen, Juliët, Marit, Paulien und Rianneke

5] Stunde abschließen

Zwischendurch noch einmal kontrolle auf Anwesend sein!!!

Grammatik

(tussen haakjes + andere kunnen verklaren)

1 Er kam schon mit (übel) Laune ins Büro.

2 Ich habe noch nie einen so (eitel) Mensch (?) kennen gelernt.

3 Bis in die Nachtstunden hinein herrscht in den Lokalen an der Hauptstraße (rege) Betrieb.

Planung

Carmen, Juliët, Marit, Paulien und Rianneke

Week nr	Leren w + pe	Herhalen w + pe	maken
9	A½	-	3.3 3.5 4.1 4.2
10	A	A½	4.3 5.2 6.1 7.1 8.3 10.1 10.2 11.1 14.1 16.1
11	B½	A	5.1 8.4 10.3 12.3 15.1 17.2 18.1 17.6
12	B	A/ B½	6.2 8.5 11.2 13.1 14.3 17.1 17.4 18.2

Rianneke

Carmen

Week nummer	maakwerk	leerwerk	herhaling
28 februari	Einleitung: landeskunde t/m 3.2 Hören	---	----
4 maart	3.3 rätsel: computerspiele t/m 4.2 Hören	Grammatika 1	Grammatika 1
6 maart	4.3 grammatica t/m 7.1 lesen	---	Grammatika 1
11 maart	8.1 witz t/m 8.5 wörterrätsel	Grammatika 2	----
13 maart	9.1 lesen t/m 12.3 Hören	Woordenlijst A	Grammatika 1

Rest der Stunde

Fragen

oder

Erklären

Wat was het belangrijkste in deze les voor jou? 1 woord of zin!

Wofür müssen wir in der Stunde Zeit haben? Waarvoor willen jullie in de les tijd hebben/krijgen?

Hoe was het tempo van de les?

1. te snel
2. te langzaam
3. weet niet
4. goed

Vond je deze les-presentatie fijn?

1. nee
2. misschien
3. ja
4. weet niet

Zelfstandig nw en pers.vnw

Hoe herken je een zelfst. nw?

Wat is een persoonlijk vnw?

Wat doe je dan met namen??

Zelfst.nw -> Persoonlijkvnw

Mein Bruder hat eine Freundin.

......... hat lange blonde Haaren und ...... heißt Sigrid.

.......... mag sie so sehr, dass ...... immer in ihrer Nähe ist.

Die Eltern haben das Auto gekauft.

.... ist ein roter Merzedes.

..... haben sehr lange dafür gespart.