2024_02_29 2.6 Ned

Programma

2.6 Aan elkaar of los?

Log in via lessonup.app
Leerdoel

Je leert over woorden aan elkaar of los schrijven. 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma

2.6 Aan elkaar of los?

Log in via lessonup.app
Leerdoel

Je leert over woorden aan elkaar of los schrijven. 

Slide 1 - Tekstslide

Aan elkaar of los schrijven
In de Nederlandse taal schrijven we 2 of meer woorden aan elkaar als die één begrip vormen. 
Als je hier niet bij stilstaat, kunnen er rare woordspelingen ontstaan. Kijk maar eens mee!

Slide 2 - Tekstslide

Moeten we stoppen met contact hebben?

Slide 3 - Tekstslide

Gaan de dames hout hakken?

Slide 4 - Tekstslide

Wablief? Op de non? Non-actief

Slide 5 - Tekstslide

Zijn de werkzaamheden eindelijk weg? Fijn!!!!

Slide 6 - Tekstslide

Lange zwemmer?

Slide 7 - Tekstslide

Zijn de glazen rood? 

Slide 8 - Tekstslide

Ook in andere talen kan dit voorkomen!
Kijk naar eens mee!

Slide 9 - Tekstslide

(een Engels voorbeeld)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Regels aan elkaar of los
Samengestelde zelfstandig naamwoorden:
Deze schrijven we aan elkaar. 

Vb. kassabon, schoonmaakdoekjes, langeafstandsloper. 

Slide 12 - Tekstslide

Regels aan elkaar of los
Voorzetsels met woorden als er- daar- hier- waar-
Deze schrijven we aan elkaar 

Vb. hiermee, ermee, daarachter, waarmee, ertussen, hierdoor, erdoor, daarop, waardoor

Slide 13 - Tekstslide

Regels aan elkaar of los
Werkwoorden die beginnen met een voorzetsel:
Dit zijn scheidbare werkwoorden en kun je los schrijven. 
Vb. Ik heb mijn kamer opgeruimd. 
Vb. Ik ga mijn kamer opruimen. 
Vb. Ik ruim mijn kamer op. 
aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.

Slide 14 - Tekstslide

Regels aan elkaar of los
Samengestelde aardrijkskundige namen:
Deze schrijven we aan elkaar met een koppelteken ( - ). 

Vb. Zuid-Holland, Noord-Groningen, Zuid-Afrikaans 

Slide 15 - Tekstslide

Regels aan elkaar of los
Getallen tot en met het woord duizend:
Deze schrijven we aan elkaar 

Vb. tweeduizend, tweeëndertigduizend, achtenveertighonderd,
Vb. vierduizend achthonderd 

Slide 16 - Tekstslide

Regels aan elkaar of los
Twee voorzetsels die achter elkaar staan
Deze schrijven we aan elkaar 

Vb. achteruit, bovenop, onderaan, achterin, tussendoor

Slide 17 - Tekstslide

Let op
Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je natuurlijk nooit aan het zelfstandig naamwoord.
Kijk dus goed wanneer een woord bijvoeglijk in zijn betekenis is. 

Slide 18 - Tekstslide

Welk woord is goed geschreven?
A
Zuid-Hollander
B
ZuidHollander
C
Zuid Hollander

Slide 19 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
bruinebonensoep
B
bruine bonensoep
C
bruine bonen soep

Slide 20 - Quizvraag

Aan elkaar of los?

A
Babybed
B
Baby bed

Slide 21 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
On line
B
Online

Slide 22 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 23 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 24 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 25 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
driekamer appartement
B
driekamerappartement
C
drie-kamer-appartement
D
drie kamer appartement

Slide 26 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
Operatiekamer
B
Operatie kamer
C
Operatie-kamer

Slide 27 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
daar boven
B
daarboven

Slide 28 - Quizvraag

Aan elkaar of los?

A
Politie auto
B
Politieauto

Slide 29 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
Wat is juist?
A
tegenkomen
B
tegen komen
C
daarachter
D
daar achter

Slide 30 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
Liefdesscène
B
Liefdes scène

Slide 31 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
Vijf sterren hotel
B
Vijfsterren hotel
C
Vijf sterrenhotel
D
Vijfsterrenhotel

Slide 32 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
Rodewijn
B
Rode wijn

Slide 33 - Quizvraag

Aan het werk!
Maak de opgaven van Nederlands > taalverzorging
2.6 Aan elkaar of los?

Slide 34 - Tekstslide


A
Gold Quest
B
Crypto Hack
C
Factory

Slide 35 - Quizvraag

Aan elkaar of los?

A
minimum inkomen
B
minimuminkomen

Slide 36 - Quizvraag

Aan elkaar of los?


A
Coronavirus
B
Corona virus

Slide 37 - Quizvraag

Aan elkaar of los?

Ik heb het verslag ...
A
afgemaakt
B
af gemaakt

Slide 38 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
Soepautomaat
B
soep automaat

Slide 39 - Quizvraag

aan elkaar of los?
A
daar om heen
B
daaromheen
C
daarom heen
D
daar omheen

Slide 40 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
trein en bus verkeer
B
treinenbusverkeer
C
trein- en bus verkeer
D
trein- en busverkeer

Slide 41 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
zevenhonderddertien
B
zeven honderd dertien
C
zevenhonderd dertien
D
zeven honderddertien

Slide 42 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
zeven honderd dertien duizend
B
zevenhonderd dertienduizend
C
zevenhonderd der tien duizend
D
zevenhonderd dertien duizend

Slide 43 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
Maximumsnelheid
B
Maximum snelheid

Slide 44 - Quizvraag


Aan elkaar of los?
Bah, wat is dit ....!
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 45 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
speur hond
B
speurhond

Slide 46 - Quizvraag

Aan elkaar of los?

langeafstandsloper
A
Los: lange afstands loper
B
Los: lange afstandsloper
C
Los: langeafstands loper
D
Aan elkaar: langeafstandsloper

Slide 47 - Quizvraag